Pagina:Het Yellowstone-Park (1904).djvu/63

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
57

overtreft de heerlijke doorschijnendheid van het water alles wat men zien kan. De kleine wolken aan den hemel worden op de oppervlakte teruggekaatst en in de diepte ziet men overeenkomstige, wolkachtige beelden van de zachte en glibberige, in allerlei bochten en rondingen omhoog dringende en groeiende travertijn-gesteenten. De fijnste trekken van dezen bron kan men op groote diepte zien, en allerlei voorwerpen, als takken en bladeren van boomen, ziet men er liggen, reeds bedekt door een fijne, groeiende kalklaag, maar nog goed herkenbaar. Hier en daar neemt het levende travertijn bruine en blauwe, gele en roode tinten aan, in onnoemelijke schakeeringen. Het kleurenspel is even zacht en boeiend als het onuitputtelijk is.

Na deze zeer onvolledige beschrijving kom ik tot de bespreking van de verklaring der behandelde verschijnselen. Allereerst wil ik dan trachten de levenswerkingen van het travertijn te beschrijven, om eerst daarna de aandacht te vestigen op de bronnen van het water en van de kalk, en vooral op de bron van de warmte.

In kalkhoudend water pleegt de kalk door middel van koolzuur te zijn opgelost. Verdwijnt dit, zoo slaat de kalk neer. Nu zijn er in het algemeen twee middelen, die het koolzuur uit water kunnen doen verdwijnen. Allereerst de gewone verdamping. Zooals iedereen weet verdampt uit ons duinwater het koolzuur, als dit water eenvoudig open aan de lucht staat, en wel des te sneller naarmate het warmer is. Uit het water der heete bronnen kan dus het koolzuur ontwijken, zoodra het aan de oppervlakte komt. Maar als er een overmaat van dit gas in het water is opgelost, behoeft de kalk