Pagina:Het Yellowstone-Park (1904).djvu/70

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

64

halfuur rijdt men tusschen die gevallen reuzen door. Het is de streek bekend als „Silvergate and the Hoodoos." Silvergate[1] om de glinsterend witte kleur der rotsblokken, die ter weerszijden van den weg op elkander gestapeld liggen. Hoodoos om de vreemde vormen, die in de avondschemering op sommigen den indruk van rondzwervende berggeesten kunnen maken. Over meer dan een halve vierkante mijl liggen deze blokken op de helling van den berg, als ruïnen van ongeziene trotsche zalen en gewelven.

Van de plaatsen die men bezoekt, is alleen Mammoth Hot Springs op kalkgebergten gelegen; verder gaat de reis over en tusschen de vulkanische gesteenten, wier hoofdbestanddeel geen kalk maar kiezel is. Al de geysers en al de warme bronnen van het park, behalve deze eene groep, hebben dus kiezelhoudend water; zij zetten sinters af en geen travertijn.

Daarmede is echter ook de boomgroei en de flora een andere, evenals ook in Europa de kalkstreken gemakkelijk aan zeer bizonderen, meest zeer bloemrijken plantengroei te herkennen zijn. De zwarte den, die elders de bosschen vormt, is hier zeldzaam; de soorten die elders zeldzaam zijn, vormen hier het eigenlijke bosch. De gewone boomen zijn hier de witte den, Pinus flexilis, met naalden in bundeltjes van vijf, met een witte schors en met kegels zoo groot als onze zeeden. Het is een heel werk voor een eekhoorntje zulk een kegel af te knagen; ik zag er een daarmede bezig, terwijl ik vlak bij hem bleef staan. De sparren zijn hier vooral Pseudotsuga mucronata of de Douglas-spar, met kleinere kegels met zeer fraaie aanhangsels aan de

  1. Zilverpoort.