Pagina:Het gezantschap der Neêrlandtsche Oost-Indische Compagnie - Nieuhof 1665.djvu/19

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
OPDRACHT.

heemsch gewest onder de namen van die geenen uitgaat, die met het bekleden der voornaamste ampten in d'Oost- en West-Indische Compagnie, den handel op deze en andere vreemde gewesten tot bescherming strekken. Haare Hoog Ed: zijn niet alleen door haare hooge verdiensten en kloek beleit, op den troon der hoogwichtighste bestieringen in deze vereenighde Neêrlanden verheven, maar haare Ed: zijn ook deelachtigh aan het opperste gebiedt en de heerschappyen over de landen, die na den op- en ondergang der zonne gelegen zijn. Daar en boven heeft mijn Broeder de beginzelen van zijn reizen buiten 's lants ten dienste van d'Ed. Heeren Bewint-hebberen der West-Indische Compagnie, in verscheide aanzienelijke bedieningen, in Brazyl (alwaar ook mijn Oom Alexander Picardt c.c.d. &. in het bloeijenste zijner jaren, in 't hoogste van zijn eer, en in 't heetste van den Oorlog zijn leven voor het Vaderlant gelaten heeft) aangevangen, en is daar na, ten dienste van d'Ed. Heeren der Oost-Indische Compagnie, na Sina, Japon, Persien, &c. getrokken, bekledende noch tegenwoordigh 't ampt van Opperhooft van Koylan.

Ik heb my dan dus verre verstout, en eerbiedelijk de vrymoedigheyt genomen, om aan Haar Hoogh Ed. in deze weinig bladen een verhaal des Gezantschaps aan den Grooten Tartarischen Cham, en de Beschryvingh van een Rijk (niet twyffelende of zulx zal U E. aangenaam zijn) op te dragen, dat eertijts was en ook noch is het uitsteekenste en heerlijkste Rijk, niet alleen van geheel Asie , maar by na van alle Koningkrijken en Vorstendommen, die op den gantschen Aardtbodem gelegen zijn. Een Rijk dat noch zoo heerlijk bloeit, (hoewel het by wylen van Opperhooft verandert is, en vele Oor-

*5