Pagina:Het leven der bloem (1900).djvu/145

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
133
DE BESTUIVING VAN BLOEMEN DOOR DEN WIND.


nog geheel ontbraken. Bestonden er nu in dezen tijd geene insekten, of bezochten zij nog geene bloemen? De geologie leert ons, dat er toen werkelijk reeds insekten rondvlogen, en de ervaring van den tegenwoordigen tijd toont ons aan, dat ook windbloemen wel door insekten bezocht worden. Deze verzamelen daarin wel is waar geen honig, want die wordt er niet in afgezonderd: zij zoeken er het stuifmeel zelf, dat zij als voedsel gebruiken. De meeste insekten toch, onder anderen de bijen en hommels, kunnen van honig alleen niet leven; zij hebben daartoe ook het stuifmeel noodig, dat een stikstofhoudend voedsel is, terwijl de honig geen stikstof bevat. Voor den opbouw van spieren en zenuwen weet men, dat stikstofhoudend voedsel volstrekt noodzakelijk is. In de honigraten onzer gewone bijen vindt men dan ook wel is waar in de meeste cellen honig opgespaard, enkele cellen bevatten echter steeds in plaats van honig een fijn, droog poeder, dat onder den naam van bijenbrood bekend is. Het is niet anders dan stuifmeel uit bloemen, dat, evenals de honig, tot voeding gedurende het ongunstig jaargetijde bewaard wordt. Wij mogen dus met zekerheid zeggen, dat in de besproken geologische periode de windbloemen, om den wille van haar stuifmeel, door insekten bezocht werden. Voor de bestuiving waren deze diertjes echter nog niet noodig, en daarenboven ook niet dienstig, daar zij voornamelijk slechts de mannelijke bloemen bezochten. Doch ook het stempelvocht der vrouwelijke bloemen vermocht de gevleugelde bezoekers tot zich te lokken, en deze, door elkander naar bloemen met meeldraden en naar bloemen met stampers vliegende, moesten al licht het stuifmeel op de stempels overbrengen. En daarmede is de oorsprong der bestuiving door insekten gevonden! Hoe klein schijnt ons nu de stap van deze echte windbloemen tot die vormen, die, hoewel in uiterlijk geheel met windbloemen overeenkomende, toch in werkelijkheid steeds door insekten bestoven worden, en deze door niets anders aanlokken dan door haar stuifmeel en den honig uit een paar kleine kliertjes. Hiervan leveren ons de Wilgen, die wij boven beschreven hebben, een uitstekend voorbeeld, dat des te leerrijker is, omdat hare