Naar inhoud springen

Pagina:Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen (1919).pdf/217

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

bizarre fantazie en vertooning, waarmee zij hun ridderlijke krijgsplannen en geloften aankleedden? Het is uiterst moeilijk, om ten opzichte van de middeleeuwsche gedachte de grenzen tusschen overtuiging en geveinsdheid, tusschen ernst en spel zuiver te trekken. Soms schijnt alles geveinsd, soms schijnt alles naïef gemeend.

Vermenging van ernst en spel kenmerkt de zeden op allerlei gebied. Vooral in den oorlog wordt gaarne een komisch element gebracht: de spot der belegerden over hun vijand, dien zij dikwijls bloedig boeten. Die van Meaux brengen een ezel op den muur, om Hendrik V van Engeland te hoonen; die van Condé verklaren zich nog niet te kunnen overgeven, want zij zijn nog bezig hun paasch-pannekoeken te bakken; te Montereau stoffen de burgers, op den muur staande, hun kaproenen af, wanneer het kanon der belegeraars heeft losgebrand.[1] In dezelfde lijn ligt het, wanneer het kamp van Karel den Stoute voor Neuss wordt ingericht als een groote kermis: de edelen laten "par plaisance" hun tenten bouwen in den vorm van kasteelen, met galerijen en tuinen; er is allerlei vermaak. [2]

Er is één gebied, waar die bijmenging van spot in de ernstigste dingen bijzonder grillig aandoet: de sombere sfeer van het duivel- en heksengeloof. Al wortelde de duivelfantazie onmiddellijk in den grooten diepen angst, die haar voortdurend voedt, toch kleurde ook hier de naïeve verbeelding de figuren zoo kinderlijk bont, en maakt ze zoo gemeenzaam, dat zij soms het angstwekkende verliezen. Het is niet alleen in de litteratuur, dat de duivel als komische figuur optreedt: ook in den gruwelijken ernst van de tooverijprocessen blijft het gezelschap van Satan vaak breughelsch en rabelaisiaansch, en vermengt zich de helsche zwavellucht met de veesten van de klucht. De duivelen, die een nonnenklooster in onrust brengen, onder hun kapiteins Tahu en Gorgias, dragen namen "assez consonnans aux noms des mondains habits, instruments et jeux du temps présent, comme Pantoufle, Courtaulx et Mornifle."[3]

De vijftiende eeuw is die der heksenvervolgingen bij uitstek geweest. In den tijd, waarmee wij de Middeleeuwen plegen te sluiten en blijde opzien naar het bloeiende Humanisme, wordt de stelselmatige uitwerking van den heksenwaan, die vreeselijke uitgroei van de middeleeuwsche gedachte, bezegeld door den Malleus maleficarum en de bul Summis desiderantes (1487 en 1484). En geen Humanisme of Hervorming keeren dien waan: geeft niet de humanist Jean Bodin nog na het midden der zestiende eeuw in zijn Démonomanie het meeste en geleerdste voedsel aan de vervolgzucht? De nieuwe tijd en het nieuwe weten hebben niet aanstonds den gruwel der heksenvervolging van zich gewezen. Omgekeerd zijn de meedoogender opvattingen omtrent hekserij, die in het laatst der zestiende eeuw door den Gelderschen geneesheer Johannes Wier verkondigd werden, reeds in de vijftiende eeuw ruimschoots vertegenwoordigd.

De houding toch van den laat-middeleeuwschen geest tegenover het bijgeloof, met name tegenover heksen en tooverij, is zeer gevarieerd en weinig vast. Zóó hulpeloos

  1. Monstrelet, IV p. 93; Livre des trahisons, p. 157; Molinet, II p. 129; vgl. du Clercq, IV p. 203, 273; Th. Pauli, p. 278.
  2. Molinet, I p. 65.
  3. Molinet, IV p. 417; Courtaulx = een muziekinstrument, Mornifle = een kaartspel.