Naar inhoud springen

Pagina:Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen (1919).pdf/222

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

kruisteeken anders dan recht gemaakt, en hebben toch niettemin uitwerking, dan is het effekt des duivels werk. 's Duivels werken zijn geen wonderen, want de duivelen kennen de geheime krachten der natuur; de werking is dus een natuurlijke, evenals de voorbeduidende beteekenis van vogels enz. op natuurlijke oorzaken berust. — Dionysius erkent, dat de volkspraktijk aan al die zegenspreuken, amuletten enz. wel degelijk de zelfstandige waarde toekent, die hij loochent, en meent, dat de geestelijken dan ook liever maar al die gewoonten moesten verbieden.[1]

In het algemeen kan men de houding tegenover alles wat bovennatuurlijk scheen, kenschetsen als een weifelen tusschen redelijke, natuurlijke verklaring, spontane, vrome aanvaarding en argwaan in duivelsche list en bedrog. Het woord, dat door het gezag van Augustinus en Thomas van Aquino was gestaafd: "Omnia quae visibiliter fiunt in hoc mundo, possunt fieri per daemones," liet den vrome van goeden wille in groote onzekerheid, en de gevallen, dat een arme hysterica een gansche burgerij tijdelijk in vrome opwinding bracht en ten slotte ontmaskerd werd, zijn niet zeldzaam.[2]

 
 

XII
DE KUNST IN HET LEVEN
[3]


De Fransch-Bourgondische cultuur der laatste Middeleeuwen is aan het nu levende geslacht het best bekend uit haar beeldende kunst, en met name haar schilderkunst. De gebroeders Van Eyck, Rogier van der Weyden en Memlinc beheerschen voor ons het gezicht op dien tijd. Dat is niet altijd zoo geweest. Een halve eeuw of iets meer geleden, toen men Memlinc nog Hemlinc schreef, kende de ontwikkelde leek dien tijd in de eerste plaats uit zijn geschiedenis, weliswaar in den regel niet uit Monstrelet en Chastellain zelf, maar dan toch uit De Barante's Histoire des ducs de Bourgogne, dat daaruit is afgeleid. En zou naast en boven De Barante niet vooral Victor Hugo's Notre Dame de Paris voor de meesten het beeld van die tijden vertegenwoordigd hebben?

Het beeld, dat daaruit oprees, was fel en duister. In de kroniekschrijvers zelf en in de verwerking van hun stof door de negentiendeëeuwsche romantiek komt bovenal het sombere en gruwelijke der late Middeleeuwen naar voren: de bloedige wreedheid, de felle hartstocht en hebzucht, de krijschende hoovaardij en wraakgierigheid en de jammerlijke ellende. De lichtere kleuren werden bijgevoegd door de bonte, opgeblazen ijdelheid der vermaarde hoffeesten met al hun geflonker van versleten allegorie en ondragelijke weelde.

  1. Dionysius Cartusianus, Contra vitia superstitionum quibus circa cultum veri Dei erratur, Opera, t. XXXVI p. 211ss.; vgl. A. Franz, Die kirchlichen Benediktionem im Mittelalter, Freiburg 1909, 2 bde.
  2. B.v. Jacques du Clercq, III p. 104-107.
  3. De Hoofdstukken XII en XIII vormen een omwerking en uitbreiding van het essay: De kunst der Van Eyck's in het leven van hun tijd. De Gids 1916, no. 6 en 7.