Naar inhoud springen

Pagina:Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen (1919).pdf/273

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Karel V te Antwerpen in 1520, [1] en door Hans Makart misverstaan, alsof de vrouwen meeliepen in den optocht. Deze vertooningen waren op getimmerten op bepaalde plaatsen opgesteld, soms zelfs in het water, zooals de sirenen, die bij de brug in de Leie zwommen, "toutes nues et échevelées ainsi comme on les peint", bij den intocht van Philips den Goede te Gent in 1457.[2] Paris' oordeel was het meest gebruikte onderwerp dezer vertooningen. — Men zoeke er noch Griekschen schoonheidszin noch platte onbeschaamdheid in, maar een naïeve, populaire zinnelijkheid. Jean de Roye beschrijft de sirenen, die bij den intocht van Lodewijk XI te Parijs in 1461, niet ver van een gekruisigde tusschen de twee schakers, stonden opgesteld, in deze woorden: "Et si y avoit encores trois bien belles filles, faisans personnages de seraines toutes nues, et leur veoit on le beau tetin droit, separé, rond et dur, qui estoit chose bien plaisant, et disoient de petiz motetz et bergeretes; et près d'eulx jouoient plusieurs bas instrumens qui rendoient de grandes melodies." [3] Molinet vertelt, met hoeveel welbehagen het volk naar het oordeel van Paris keek bij den intocht van Philips den Schoone te Antwerpen in 1494: "mais le hourd où les gens donnoient le plus affectueux regard fut sur l'histoire des trois déesses, que l'on véoit au nud et de femmes vives."[4] Hoe ver was zuivere schoonheidszin, als men de vertooning van dat onderwerp in 1468 te Rijssel bij den intocht van Karel den Stoute geparodieerd ziet door een zwaarlijvige Venus, een magere Juno en een gebochelde Minerva, met gouden kronen op het hoofd![5] — Tot diep in de zestiende eeuw bleven de naakte vertooningen in gebruik: te Rennes in 1532 bij den intocht van den hertog van Bretagne zag men een naakte Ceres en Bacchus,[6] en nog Willem van Oranje werd bij zijn inkomst binnen Brussel op 18 September 1578 vergast op een Andromeda, "een ionghe maeght, met ketenen ghevetert, alsoo naeckt als sy van moeder lyve gheboren was; men soude merckelyck geseydt hebben, dattet een marberen beeldt hadde geweest", aldus Johan Baptista Houwaert, die de tableaux gearrangeerd had.[7]


De achterlijkheid van het picturale uitdrukkingsvermogen vergeleken bij de litteratuur beperkt zich overigens niet tot de gebieden, die wij tot nu toe behandelden: het komische, het sentimenteele, het erotische. Dat vermogen vindt zijn grenzen, zoodat het niet meer gedragen wordt aan dien overmatig visueelen aanleg, waarin wij de toenmalige superioriteit van de schilderkunst in het algemeen boven de litteratuur gegrond achtten. Zoodra er iets meer noodig is dan enkel een onmiddellijke, scherpe visie van het natuurlijke, begeeft die superioriteit de schilderkunst van lieverlede, en ziet men opeens de gegrondheid van Michel Angelo's verwijt: die kunst wil vele dingen tegelijk volkomen afbeelden, waarvan één belangrijk genoeg zou zijn, om er alle krachten aan te besteden.

Neem nogmaals een tafereel van Jan van Eyck. On-

  1. J. Veth & S. Muller Fz., A. Dürer's Niederländische Reise, Berlin-Utrecht, 1918, 2 bde, I p. 13.
  2. Chastellain, III p. 414.
  3. Chron. scand., I p. 27.
  4. Molinet, V p. 15.
  5. Lefebvre, Théatre de Lille, p. 54, bij Doutrepont, p. 354.
  6. Th. Godefroy, Le ceremonial françois, 1649, p. 617.
  7. J. B. Houwaert, Declaratie van die triumphante Incompst van den ... Prince van Oraingnien etc.; t'Antwerpen, Plantijn 1579, p. 39.