Pagina:HuygensCornelieDarwinMarx1901.djvu/64

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

IV.

De Engelsche natuurvorscher trok derhalve in zijn achtereenvolgende werken de groote ontwikkelingslijn, van het eencellig organisme af, niet ijzeren consequentie door tot aan den natuurmensch. Dáár gekomen, tot de uiterste grens van zijn gebied, werkte hij zijn theorie niet verder uit.

Wel waagde hij zich aan enkele verkenningen op cultuurhistorisch terrein, doch zonder eenige vastheid van methode, aarzelend rondtastend als iemand wien plotseling het gezichtsvermogen heeft begeven. Bij dat onzeker pogen van den op natuurgebied zoo zelfbewusten vorscher, om de werkingen van "de natuurlijke teeltkeus" systematisch door te voeren tot de geschreven geschiedenis, wordt men gewaar een zekere verwarring, een verbijsterd staan tegenover de cultuurverschijnselen, beseft men zijn onmacht, om op deze gewijzigde en ingewikkelde openbaringsvormen van de natuur zijn gegeven methode van onderzoek toe te passen.

Desniettemin wordt het door hem beproefd, peilt hij