Pagina:In Het Jaar 2000 (Bellamy1890).djvu/164

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

156

—"Ik begrijp u niet heel goed," zeide ik. "Atavisme noemde men in mijn tijd gevallen van personen bij wie eenige karaktertrek van een verwijderd voorvader op een duidelijke manier zichtbaar werd. Bedoelt gij dat misdaad tegenwoordig wordt beschouwd als de terugkeer van een voorvaderlijke eigenaardigheid?"

—"Ik vraag u verschooning," zeide Dr. Leete met een glimlach half schertsend, half medelijdend, "maar nu u het mij zoo precies vraagt, ben ik verplicht te zeggen dat dit de volle waarheid is."

Na hetgeen ik reeds vernomen had van het zedelijk onderscheid tusschen de negentiende en de twintigste eeuw, was het ongetwijfeld onzinnig van mij om mij deze zaak aan te trekken, en waarschijnlijk, als Dr. Leete niet zoo verontschuldigend gesproken had, en Mevrouw Leete en Edith geen overeenkomstige verlegenheid hadden getoond, zou ik niet gebloosd hebben zooals ik nu merkte dat ik deed.

—"Gevaar om mij op mijn geslacht te laten voorstaan" begon ik, "was er bij mij niet; maar werkelijk...."

—"Dit is uw geslacht, Mijnheer West," viel Edith mij in de rede; "gij leeft er in en alleen omdat wij er in leven noemen wij het het onze."

—"Dank u," antwoordde ik. "Ik zal trachten er zoo over te denken;" en toen mijne oogen de hare ontmoetten, verdreef haar blik mijn onverstandige gevoeligheid. "Alles wel beschouwd," ging ik lachende voort, "ik ben Calvinistisch opgevoed, en moest niet schrikken als ik misdaad een erfenis van voorouders hoorde noemen."

—"De waarheid is," zeide Dr. Leete, "dat ons gebruik van het woord geen aanmerking is op uw geslacht, als wij met verlof van Edith, dat het uwe zullen mogen