Pagina:In Het Jaar 2000 (Bellamy1890).djvu/243

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

235

van Edith, hadden mij tot heden belet te bedenken dat hunne ware gevoelens te mijnen aanzien, noodzakelijk moesten zijn die van hun geheele geslacht. De erkenning hiervan zou ik hebben kunnen verduren voorzoover Dr. Leete en zijn echtgenoot betreft, hoe pijnlijk het ook ware; maar de overtuiging dat Edith hunne meening deelde, was meer dan ik kon lijden.

De verpletterende indruk dien deze late erkenning van een zoo duidelijk feit op mij maakte, deed mij helder inzien wat de lezer misschien reeds geraden heeft—ik had Edith lief.

Was het vreemd dat ik haar beminde? De roerende omstandigheden waaronder onze kennismaking was begonnen, toen zij mij met hare handen getrokken had uit den draaikolk der krankzinnigheid; de waarheid, dat hare genegenheid mij het nieuwe leven had geschonken en had helpen dragen; mijne gewoonte om tot haar op te zien als de tusschen-persoon met de onbekende wereld zooals zelfs haar vader niet kon wezen;—deze omstandigheden hadden het gevolg gehad, dat reeds had kunnen voortvloeien uit hare treffende schoonheid en geestelijke volmaaktheid. Het was ten eenenmale onvermijdelijk dat zij mij, en anders dan aan gewone minnaars, de eenige vrouw in de wereld zou toeschijnen. Nu dat ik plotseling overtuigd werd van de ijdelheid van de verwachtingen, die ik was begonnen te koesteren, leed ik niet enkel zooals een gewone minnaar, maar behalve eene wanhopige eenzaamheid, ondervond ik eene levensmoeheid die geen andere ongelukkige kon hebben gevoeld.

Mijn gastheer en zijn gezin zagen ongetwijfeld dat ik neerslachtig was en deden hun best om mij op te wekken;