34
niet zoo hebben aangedaan indien zij minder schoon geweest ware.
Dr. Leete, zoowel als de dames, scheen grootelijks geïnteresseerd door mijn verhaal van de omstandigheden onder welke ik was gaan slapen in de onderaardsche kamer. Iedereen gaf verklaringen van de manier waarop ik daar vergeten was, en de onderstelling waarover wij het ten slotte eens werden, gaf ten minste een geloofwaardige oplossing, ofschoon niemand natuurlijk ooit zal weten of zij in bijzonderheden juist is. De aschlaag gevonden boven op het vertrek duidt aan dat het huis afgebrand was. Neem aan dat de brand uitgebroken was in den nacht van mijn slaap. Dan blijft alleen over om aan te nemen dat Sawyer omgekomen was in het vuur of door eenig ongeluk daarmede in verband, de rest volgt in dat geval van zelf. Niemand dan hij en Dr. Pillsbury wisten, hetzij van de kamer hetzij van mijn verblijf daar in, iets af, en Dr. Pillsbury die denzelfden avond naar New-Orleans was vertrokken, had waarschijnlijk van den brand in 't geheel niets vernomen. De slotsom van mijne vrienden en van iedereen moet geweest zijn, dat ik in de vlammen was gebleven. De opruiming van de overblijfselen, indien niet zeer volledig, kon de opening in de fundeeringen die met mijn kamer in verband stond, niet hebben blootgelegd. Ongetwijfeld, indien de plek weer bebouwd geworden ware, dan zou zulk een opruiming hebben plaats gehad; maar de moeilijke tijden en de weinige gezochtheid van de buurt konden den herbouw zeer goed hebben belet. De grootte van de boomen die er nu stonden, bewijst, zeide Dr. Leete, dat de plek minstens een halve eeuw lang open moest geweest zijn.