Pagina:In Het Jaar 2000 (Bellamy1890).djvu/75

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

67

omdat wij geen geld hebben, zijn die heeren ook overbodig."

—"Juffrouw," zeide ik, tegen Edith, "ik vrees dat uw vader een loopje met mij neemt. Ik neem het hem niet kwalijk, want de verleiding door mijn onnoozelheid moet heel sterk wezen. Maar er zijn toch grenzen aan mijn lichtgeloovigheid wat mogelijke wijzigingen in de maatschappij betreft."

—"Vader denkt niet aan scherts, dat weet ik zeker," antwoordde zij met een geruststellend lachje.

Het gesprek nam nu een andere wending; het onderwerp van dames-modes werd, als ik mij wel herinner, door Mevrouw Leete teberde gebracht, en niet voor na het ontbijt, toen de dokter mij uitgenoodigd had hem te volgen naar het dak, waar hij blijkbaar het liefste was, kwam hij op het chapiter terug.

—"Het verbaasde u, toen ik zeide dat er tegenwoordig geen handel en geen geld meer was, maar een oogenblik nadenken zal u overtuigen dat er handel bestond en geld in uw tijd noodig was alleen omdat de productie aan particulieren was overgelaten, en dat een en ander dus nu overbodig is."

—"Ik zie niet dadelijk hoe dat in elkaar zit," antwoordde ik.

—"Het is toch zeer eenvoudig," merkte Dr. Leete op. "Toen ontelbare en van elkander onafhankelijke personen de benoodigdheden voor het leven en voor uitspanning voortbrachten, was er een eindelooze ruil noodig tusschen de personen om hun te geven wat zij verlangden. Deze ruil was de handel en geld het onmisbaar ruil-middel. Maar zoodra de natie de eenige producente van alle soorten van goederen werd, was er geen ruil tusschen personen noodig. Alles werd verkrijgbaar gesteld in een magazijn