Pagina:In Het Jaar 2000 (Bellamy1890).djvu/83

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

75

—"Dat is zeker een zeer mooie leer," zeide ik, "niettemin schijnt het onbillijk dat iemand die tweemaal zooveel voortbrengt dan zijn kameraad, zelfs al doen beiden hun best, niets meer zou krijgen."

—"Schijnt u dat werkelijk onbillijk?" vroeg Dr. Leete; "weet gij wel dat dit mij nu weer vreemd schijnt? Wat de menschen tegenwoordig vinden is dat iemand die tweemaal zooveel kan produceeren dan een ander, in plaats van beloond te worden als hij het doet, gestraft verdiend te worden, als hij het niet doet. In de negentiende eeuw zult gij een paard beloond hebben als hij meer trok dan een bok, nu zouden wij hem een pak slaag hebben gegeven als hij niet meer trok, omdat hij, als zooveel sterker, daartoe verplicht was. Het is aardig zooals ideeën over goed en kwaad veranderen." Dr. Leete zeide dit met zulk een vroolijke uitdrukking in zijn oogen, dat ik er om lachen moest.

—"Ik denk," hervatte ik, "dat de ware reden waarom wij menschen beloonden voor hunne talenten, hierin gelegen was, dat menschen alleen tot uiterste inspanning konden gebracht worden door een vergoeding naar gelang van de waarde van hun arbeid, terwijl de krachten van dieren alleen werden beschouwd als maatstaf van de diensten die wij van hen vergden, en zij, als onredelijke schepsels, niet nadachten maar van zelf deden wat zij konden. En dit doet mij u vragen, waarom, als de menschelijke natuur niet veranderd is, bij u dezelfde noodzakelijkheid niet wordt gevoeld."

—"Die gevoelen wij wel," antwoordde Dr. Leete. "Ik denk niet dat in dit opzicht de menschelijke natuur sedert uw tijd eenigszins veranderd is. Het is nog altijd zoo gelegen, dat bijzondere prikkelen, in den vorm van