Pagina:In de sneeuw.djvu/109

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
107

levensbeschouwing. Er werd gestreden en geschreven over ideeën waaraan zij gewicht hechtte, en die haar dierbaar waren; — men wierp elkander namen, die haar bijna heilig waren, naar het hoofd — nu eens als bewijzen, dan weer als scheldwoorden.

Maar zij deed niet mee.

Men wilde niet begrijpen, dat zij door hare opvoeding en ontwikkeling de meerdere was van vele mannen, haar gelijken in leeftijd, maar die nooit hadden gereisd, nooit iets anders hadden gelezen dan wetten en couranten, en die slechts de nieuwe, veldwinnende ideeën kenden, voor zoo ver zij er in de hoekjes van den haard over hadden hooren spreken. Zij verviel tot diepe melancholie, en schaamde zich haar — nutteloosheid. De vrijheid die zij had genoten en het vertrouwen haars goeden vaders, alles was verspild; het kapitaal dat aan haar was ten koste gelegd, bracht geen rente op; — en haar kundigheden, zoowel als haar innige overtuiging, — ze waren haar tot niets nut. Want zij was „Juffrouw Pram," en dit zou zij blijven totdat hare onmondigheid zou worden bezegeld door een „christelijk huwelijk."