Pagina:In de sneeuw.djvu/188

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

186

Johannes kon eene beweging van schrik niet onderdrukken, en vuurrood stamelde hij:

„Ik heb er ook niet aan gedacht, er naar te solliciteeren, beste vader!"

„Neen, neen, — maar het wordt toch zoo langzaam aan tijd, eens rond te zien. Gij zijt nu, God zij gedankt! zóo ver, dat ge kunt zoeken."

Gabriëlle lachte: „En wanneer een candidaat in de theologie zoekt, weet men wat hij zoekt. Het is natuurlijk in de eerste plaats het Godsrijk, dat hij heeft te zoeken."

„Dàt zijn geen zaken om mee te spotten, Juffrouw Pram!" sprak de predikant kortaf, terwijl hij zich voor 't eerst in al zijne waardigheid tot haar wendde.

Maar Gabriëlle antwoordde zonder blikken of blozen: „Dat was geen scherts; niets dan een ernstig citaat."

„Ik weet zéer goed, van wie gij die manier van spreken hebt geleerd," — hernam de predikant, kalm glimlachend — „ik gis, dat men u door het gebruiken dier ziekelijke paradoxen de minachting voor het predikambt heeft ingeblazen."

„Minachting!" — sprak Johannes, verlegen in