Naar inhoud springen

Pagina:In de sneeuw.djvu/196

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

194

beweging als werd zij door eene speld gestoken en Johannes boog zich over Gabriëlle: „Wees toch niet zoo bitter — Gabriëlle! ik bid je!"

De predikant was gloeiend rood geworden: hem was de blik niet ontgaan, dien Gabriëlle op het portret van zijn gedecoreerden voorvader had geworpen, en zijn lang bedwongen toorn dreigde los te barsten.

Maar Johannes was op hem toegetreden en de hand op zijnen arm leggend, smeekte hij: „Beste vader, laat ons niet driftig worden. Gabriëlle heeft haar eigenaardige manier van de dingen te zeggen, — ik vind die ook niet aangenaam, en ik begrijp, hoe ze u moet irriteeren; maar zij meent het niet zoo kwaad; laat ons hooren wat zij inderdaad tegen den priesterlijken werkkring heeft in te brengen."

„En dat vraagt gij? Ge weet toch zéer goed, dat ik de geheele staatskerk — met eenen koning aan het hoofd, — en al die officieele goddienerij, een allerbespottelijkst schijnbeeld vind van de leer en het leven van Christus! — gij weet dit, Johannes, en ik geloofde oprecht, dat gij dezelfde meening waart toegedaan."

„Neen, neen, Gabriëlle!" — riep Johannes,