Naar inhoud springen

Pagina:In de sneeuw.djvu/41

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
39

beschreef slechts. Zijn kleine vrouwtje, en toen de kinderen grooter werden , ook deze, zaten angstig te luisteren wanneer hij zijne gevaarlijke tochten per boot schilderde, of verslag gaf van zijn moeielijke bergtochten. Maar hij lachte, en sprak: "ja, zeker, het wàs erg: maar ik red er me altijd door, — zooals gij ziet — met Gods hulp!"

En later nam hij de gewoonte aan, om wanneer hij zich alleen bevond, bij zich zelven na te gaan wat hij had beleefd, en wat hij had gedacht. In zijne verbeelding zag hij dan altijd eenige vrienden uit het zuiden vóór zich staan, met een veelzeggend lachje om de lippen, dat evenwel meer en meer verdween, naarmate hij vertelde van zijn leven, zijne beproevingen, zijn ontberingen — en, hoe hij dat alles wist te verdragen.

Deze ingebeelde gesprekken waren bijna de eenige gemeenschap die hij met familie en vrienden onderhield. Overigens verliepen de dagen onder de gewone huiselijke beslommeringen en het besturen der gaard, afgewisseld met het preeken des Zondags, het bezoeken der armen en het te woord staan van zijne gemeenteleden,