Naar inhoud springen

Pagina:KapitaalEnArbeidinNederlandDeel1HRH2ndEd.djvu/104

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

100

17 uur per etmaal. Geen wonder, dat in '63 van 868 dezer industrie-proletariërs slechts 327 hun naam konden zetten. Van de overigen, die niet konden schrijven, konden de ouders het wel: de toestand was gaandeweg verergerd.

De loonen waren als bij een dergelijken werktijd kon worden verwacht. Een gezin, waarvan vier leden werkten, verdiende na aftrek der huur ƒ 7.65 per week. En dit behoorde tot de kategorie der best betaalden! Van een ander gezin, spinners, werkten twee volwassenen en drie kinderen: de totale verdienste was ƒ 4.38 per week, hiervan werd door den patroon voor licht en materiaal nog iets afgehouden. Door de gedwongen winkelnering waren de arbeiders volslagen in de macht der patroons, levenslang hun schuldeischers, De schuld van den vader ging op den zoon over; in de gedwongen winkels waren de prijzen der levensmiddelen 10 à 15% en die der manufakturen 30 à 40% hooger dan in de vrije.

De ellendig gevoede, geregeld hongerende arbeiders—in de fabrieken werd het sterkmeel vergiftigd, daar zij het anders ter sluiks aten—wisten zich als lekkernij voor negen cts. de drie oude ponden, vleesch te verschaffen van de "koude slagers," de Zigeuners van het Gooi, die de aan ziekte doodgegane beesten uit den geheelen omtrek opkochten en het uitschot van dit vleesch—het beste werd Utrecht binnengesmokkeld om door de kleine burgerij te worden verorberd—bij het Hilversumsche proletariaat aan den man brachten.

Geen wonder, dat deze schicht der Hilversumsche bevolking stationair bleef; de gemiddelde levensduur van den wever er 15½ jaar bedroeg, tegen die van den