Naar inhoud springen

Pagina:KapitaalEnArbeidinNederlandDeel1HRH2ndEd.djvu/110

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

106

jaren echter was juist hun overtolligheid. De armenscholen dienden om in hen aan te kweeken de eigenschappen die de geordende maatschappij tegen den pauper beveiligen. Aan een intelligent welonderwezen proletariaat, zooals de moderne grootindustrie het noodig heeft, bestond hier geen behoefte. Maar de hongerige horde der bandelooze kinderen uit sloppen en achterbuurten moest worden getemd en een plooi krijgen van onderdanigen zin, dankbaarheid voor bewezen weldaden en fatalistisch berusten. Beter deemoedige handophouders, slaafsche aalmoes-ontvangers gekweekt, dan een verwilderde bende zonder eenige tucht te laten opgroeien. Ook het lompen-proletariaat kent, wordt de honger te erg, oogenblikken van rebellie, en het "gemeen" gold hier van ouds voor gevaarlijk, woest en wreed.

Zelden kwamen de kinderen der armen voor hun achtste of negende jaar op school, en verlieten haar op hun tiende of elfde. Men kan nagaan hoeveel er van het geleerde hangen bleef. Hierbij kwam dan nog de groote schaar der kinderen, vooral op 't platteland, die in 't geheel geen onderricht genoten. In Overijssel b.v. konden omstreeks het midden der eeuw vele arbeiders lezen noch schrijven, en behielpen zich met den kerfstok. In '67, na twintig jaar liberale regeering, liepen nog 150.000 kinderen zonder eenig onderricht te krijgen, rond.

Het noodlottig gevolg der levens-kondities waarin het proletariaat geslachten lang verkeerde, was fysieke en geestelijke ontaarding. Een nieuw type vormde zich, zwakker en ziekelijker dan zijn voorvaders geweest waren; loom en traag van geest, zedelijk zonder eenige fierheid, aan vernedering gewend