Naar inhoud springen

Pagina:KapitaalEnArbeidinNederlandDeel1HRH2ndEd.djvu/115

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

111

zóó gewillig in het dragen van opgelegde lasten en wapenen?" Rebellie is veerkracht, en de veerkracht van dit proletariaat was lang gebroken. Zelfs de primitieve vormen van individueel verzet, waarvan Engels er in de "Lage der arbeitenden klasse" vele aanhaalt, ontbraken: het eigendom was omstreeks het midden der eeuw, nergens veiliger dan in Nederland.

Al de bewegingen der veertiger jaren, het Engelsch chartisme, het Fransche socialisme, het Duitsch kommunisme, het ging alles zoo hoog en ver boven de Ned. arbeiders heen, als schoone, stoutgevormde wolken boven een slijmig moeras, dat hen zelfs niet weerspiegelt. De revolutionaire schok, die in '48 Europa deed dreunen en daveren tot in Italië en Oostenrijk, wierp hier niets omver dan wat waggelende instellingen van 1813; nooit is een paniek ongegronder geweest, dan die Willem II beving; terwijl studenten, handwerkers en proletariërs te samen streden op de barrikaden in Parijs, in Berlijn en in Weenen, keek de Ned. geld-bourgeoisie haar effectentrommel na en bestudeerde het rijzen en dalen der fondsen.

Een tijdlang zag de bezittende klasse de ellende van het geheele proletariaat en de uitgebreidheid van het pauperdom aan, zonder bijzondere aandoening. Rijken en armen moesten er wezen, al was 't alleen maar om "des te beter op prijs te stellen de voorrechten, welke de gegoede klasse geniet."[1] Zoolang de armen zieh netjes en-ordelijk gedroegen en er niet al te veel van hen waren, verschaften ze een geschikt veld voor de uitoefening der "christelijke" deugden, en der vaderlandsche sport bij uitnemendheid: de filantropie. Deze behoorden bij de deftige tradities, gelijk ook de


  1. Van der Duin van Maasdam, Gedenkschriften.