Naar inhoud springen

Pagina:KapitaalEnArbeidinNederlandDeel1HRH2ndEd.djvu/150

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

146

 

In den greep van het moderne kapitalisme.

 

Eindelijk sloeg ook voor Nederland het uur van sneller en veelzijdiger groot-kapitalistische ontwikkeling, en daarmèe van de wedergeboorte der nationale energie. Lang had zij geslapen, en velen hadden gepeinsd en overlegd hoe haar te wekken, maar vergeefs. Dat kon alleen de machtige prins, die iedere schoone slaapster weet te vinden. Toen hij verscheen, herrees zij en volgde hem, niet tot vrolijken bruiloft, maar tot de tocht langs steilten en diepten, fot het onrustig en onzeker bestaan, dat het lot is der door de modern-kapitalistische ontwikkeling gegrepen volken, en, voor het talrijkste deel van dat volk, het proletariaat, tot een leven van zwaren arbeid en ontbering te midden van den overvloed, dien het voortbrengt. Nederland bewees, dat, wat het opgebruikt zijn van de nationale vitaliteit schijnt te wezen, ook kan zijn tijdelijke verslapping, gevolg van het verval van een vorm van voortbrenging en de onmacht, zonder schok van buiten tot een hoogeren over te gaan.

Twee omstandigheden voornamelijk hebben den stoot, gegeven tot het versnelde tempo, waarmee het groot-kapitalistisch en machinaal bedrijf in handel en industrie hier sedert 1870 veld won. De eene was de vrije openstelling van Indië voor het privaat kapitaal, volbracht door de geleidelijke opheffing van het kultuurstelsel en door de agrarische wet van 69, die de uitgifte van woeste gronden aan Europeanen regelde, d.w.z. ze voor Europeanen in erfpacht verkrijgbaar stelde. Vrije arbeid en vrijheid van partikulier landbezit vulden elkander aan: de eene maatregel maakte den anderen noodig.