159
millioen gulden plaatsvindt, meer en meer de leiding. Maar voornamelijk ontwikkelde zich door de kombinatie van de zooeven opgenoemde omstandigheden met de gesteldheid en ligging van Nederland, de transitohandel. Nederland, dat in vroeger eeuwen het monopolie van den tusschenhandel had bezeten, dat zijn dikbuikige platte schepen had uitgezonden om graan en hout, wijn en olie, traan en teer te halen van het land van afkomst, te brengen tot de konsumenten, Nederland werd opnieuw door de ekonomische beweging aangewezen tot dien tusschenrol, ditmaal niet als vrachtvaarder, maar als expediteur. Nederland werd een doorvaart voor den west-Europeeschen en trans-Atlantischen goederenhandel, zijn havensteden werden stations van over-lading, langs zijn rivieren en kanalen gleed een groot deel van de industrie- en landbouwprodukten van Europa en Amerika, van en naar zee.
Eenige cijfers mogen de toename van den transitohandel en den groei van het handelskapitalisme uitdrukken. De tonnemaat der Ned. koopvaardijvloot bedroeg in de jaren 1860, 70, 79 en '99 respectievelijk 400.000; 326.000; 253.336 en 320.108 tonnen. De scheepvaart onder eigen vlag zonk, niet alleen absoluut, maar ook in vergelijking met die van andere naties, in het eerste gedeelte van dit tijdperk voortdurend; en nam pas weer toe sedert '88. 1890: 500 zeil- en 118 stoomschepen; Dec. 1901: 417 zeil- 235 stoomschepen. In tegenstelling hiermede, steeg de algemeene handelsbeweging, sedert 1870 geregeld, gelijk het volgende staatje aanwijst.