Pagina:KapitaalEnArbeidinNederlandDeel1HRH2ndEd.djvu/197

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

193

socialiseering der produktiemiddelen, hun gemeenschappelijk bezit, kon ook door een zwak-ontwikkelde industrieele samenleving aangegrepen worden en op agrarische toestanden geënt, ofschoon utopisch en ruw. Maar bij den weg tot het doel moest men falen: de strijdwijze der sociaal-demokratie, de energie, de volharding, de discipline, het inzicht dat zij bij de arbeiders veronderstelt, kon alleen gevonden worden in een door het grootbedrijf samengebracht en geschoold proletariaat, dat hier nog maar schaars werd gevonden.

De Nederlandsche arbeiders konden den overgangstijd van kleinbedrijf (en we hebben gezien onder welke omstandigheden) tot grootbedrijf niet overspringen, noch het daarmee overeenkomend overgangs tijdperk in hun hoofden. Bekort wordt dit tijdperk door de leer en de praktijk der sociaal-demokratie in andere landen. Pionierswerk in dien zin behoeft geen proletariaat, dank zij de theorie en het praktisch voorbeeld, meer te verrichtten. Maar de Nederlandsche arbeider konden niet, op hun lager stadium van ontwikkeling de theorie en de praktijk uit een hooger stadium voortgekomen, klakkeloos overnemen en toepassen. Zij meenden het te doen en wilden het, maar onder hunne handen veranderde het goud der internationale beginselen in utopisme en... anarchie.

Het utopisch karakter, dat iedere arbeidersbeweging in haar eerste stadium vertoont, en het meer door personen dan door beginselen geleid worden werden hier bijzonder sterk. Voor arbeiders, die om zich heen wel veel ellende, maar weinig groot-industrie waarnamen, bleef het verband tusschen weg en doel abstrakt—en onreeel. Het socialisme hun verkondigd, vatten zij meer op met kinderlijk vertrouwen, als een blijde mare,

13