Naar inhoud springen

Pagina:KapitaalEnArbeidinNederlandDeel1HRH2ndEd.djvu/213

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

209

verzet te doen opspringen. Maar tegenover de problematische en in ieder geval slechts betrekkelijke (nl. in verhouding tot die der bourgeoisie) verhooging van levensstandaard, stonden, als direkte nadeelen die de modern-kapitalistische produktievorm ook in ons land voor de arbeiders met zich bracht, het blootgesteld zijn aan en getroffen worden door beroepsziekten en ongevallen, de grootere opeenhooping in de steden in lucht- en lichtarme woningen, het drukkend gevoel der wisselvalligheid van verdienste en brood, van volslagen afhankelijkheid aan onbegrijpelijke en onweerstaanbare machten, dat den modernen proletariër alle rustige levenszekerheid ontneemt.

Dat het kontrast tusschen verleden en heden hier geringer was dan elders, maakte de revolutionaire werking van het modern kapitalisme zwakker maar hief haar niet op. Voor den Ned. pauper van het midden der negentiende eeuw, was de ellende géén revolutionaire faktor. Zij leerde hem bedelen. Voor den Ned. arbeider van het begin der twintigste is de zijne—van een ander soort, maar geen mindere, bij de levenswijze der bezittende klasse vergeleken—dit wel: leert hem strijden. Oneindig grooter en gunstiger dan wat aangaat den materieelen levensstandaard, is de werking der modernkapitalistische produktie ook in Nederland op het bewustzijn der arbeiders geweest. Zij brengt voort, niet alleen het kontrast tusschen armen en rijken, maar het kontrast tusschen de groote waren-massa die de arbeider produceert, en het kleine deel dat hij er van krijgt: zij kan nooit en nergens bestaan, zonder dit kontrast voort te brengen. De produktiviteit en periodieke overproduktiviteit van zijn arbeid leert den arbeider, dat zijn armoede niet noodzakelijk is, maar een maatschappelijk