Naar inhoud springen

Pagina:KapitaalEnArbeidinNederlandDeel1HRH2ndEd.djvu/43

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

39

arbeiders-bevolking was er langzamerhand verhongerd, of naar elders verhuisd. Het platteland dat in den grooten handelsbloei weinig had gedeeld door zijn betrekkelijk afgesloten ekonomisch leven, en waar in 't algemeen, geen industrie werd uitgeoefend, leed minder. De Bosch Kemper noemt onder de redenen die den druk daar een weinig verlichtten, behalve de hooge graanprijzen, waarbij de boerenstand zich wèl voelde, nog het feit dat vele Hollandsche familiën zich, òf ter wille van het goedkooper leven, òf om staatkundige redenen, in de land-provinciën vestigden. Dit wegtrekken van de gegoeden maakte den toestand in de steden nog erger. In Amsterdam daalde het aantal huwelijken van 2082 per jaar voor het tijdperk 1794–1803, tot 1774 in de jaren 1804–13; de bevolking was er op het einde van dat tijdperk met 37.000 zielen afgenomen.

Dezelfde oorzaken, die in Nederland tot armoede en uitputting hadden geleid; de oorlog en zijn lasten, het kontinentaal stelsel enz. werkten ook voor andere landen. Maar daar werd hunne werking door andere faktoren tegengegaan of gekruist. In Frankrijk had de omwerping van het aristokratisch régime, het landbouwbedrijf gerevolutioneerd en een klasse van vrije boeren geschapen. De veldslagen en overwinningen van den grooten keizer brachten nog iets substantieelers dan de gloire, nl. de oorlogsbuit die uit alle veroverde en gebrandschatte staten naar Frankrijk stroomde en het land verrijkte. In Engeland was het lijden en de nood der arbeidende klassen gedurende en na de oorlogsjaren, zeker niet minder dan in Nederland, maar dit lijden was niet het gevolg, als bij ons, van ekonomisch verval, maar van ekonomischen vooruitgang, begeleidend