36
tellen en niet van het geheime telefoonkabeltje, dat van onze harten loopt naar dat van mijn liefsten Vader.
De officieren vonden 't vreeselijk jammer, dat de "Edie" niet langer op onze reê bleef; ze zouden 't anders zoo leuk gevonden hebben, ons aan boord te zien. De "Edie" moest riffen zoeken op Karimoen Djawa, en moest hier eigenlijk niet zijn, doch de commandant vond 't aardig ook eens Japara te zien. Beide heeren zullen alle moeite doen om den commandant over te halen, vóórdat de "Edie" a.s. Maandag naar Soerabaja vertrekt, eerst den Zaterdag en den Zondag te Japara door te brengen. Lukt hun dit en komt dus Zaterdag de "Edie" hier, dan zullen zij 't ons doen weten, door een der vuurmondjes te laten losbranden. Ik maak mij heelemaal geen illusies, dat zij slagen zullen, maar 't zou toch alleraardigst zijn, als de boot weêr kwam. Ik heb den heeren gezegd, dat, mochten ze Japara weêr passeeren, zij voor onze kust een schroefas of zoo iets moesten breken, waardoor 't schip dan verplicht was in onze haven stil te liggen.
Toen de officieren weer weg waren, en wij in onze kamer terug, dachten we aan een droom. En werkelijk, 't was alsof we gedroomd hadden. Zoo plotseling, zoo onverwacht verschenen ze ons om weer even gauw te verdwijnen. Maar een alleraardigste verrassing, vindt U niet? Ik moet er nog steeds om lachen, als ik aan dat grappige avontuurtje denk.
O! Moedertje, Mevrouwtjemijn, ik wou, dat U weêr