Pagina:Kartini - Door Duisternis Tot Licht (1911).djvu/60

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

38

Weet U wel, lief Moedertje, dat 't niets dan egoïsme is, dat ons eens een enkelen keer tot goed en lief doen drijft? Want o! niets heerlijker vind ik, dan een blijden glimlach te kunnen te voorschijn roepen op eens anders gelaat, vooral dat van hen, die wij liefhebben. Niets goddelijker, dan wanneer een paar beminde oogen je zoo lief en blijde aankijken, en jij je schuldig voelt aan die vreugde.

Hoe aardig, dat kokkie ook aan ons denkt!