Naar inhoud springen

Pagina:Kartini - Door Duisternis Tot Licht (1911).djvu/78

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

56

trouwde men hem tijdelijk die post toe. Nu staat hij niemand meer in den weg!

Stella, ik ken een assistent-resident, die Maleisch spreekt met een regent, ofschoon hij weet, dat de laatste goed Hollandsch spreekt. Iedereen trouwens converseert in het Nederlandsch met dat Inlandsche hoofd, alleen de assistent-resident niet.

Mijne broeders spreken hoog-Javaansch tegen hunne superieuren, en deze spreken hen óf in het Hollandsch òf in het Maleisch aan; het eerste doen zij, die met ons bevriend zijn, en enkelen van dezen verzochten mijn broers zich tegen hen van de Nederlandsche taal te willen bedienen, doch zij verkozen 't niet te doen en Pa stond het ook niet toe. De jongens en Papa weten maar al te goed, waaraan zij zich op dat punt te houden hebben. Er wordt te veel met het woord prestige geschermd door de zich godheden wanende bestuursambtenaren. Ik trek mij niets van hun geplaag aan; ik heb juist pleizier over de wijze, waarop zij het prestige tegenover ons, den Javaan, bewaren. Met eenige mij zeer bevriende ambtenaren bij het Binnenlandsch Bestuur besprak ik ook deze quaestie. Ik werd niet tegengesproken, doch mijn beweringen werden evenmin beaamd, ofschoon ik zeker weet, dat zij mij in hun hart gelijkgaven. Dit is ook alweer voor 't prestige. Kun jij je nu begrijpen, dat ik een glimlach niet kan onderdrukken, bij zulk een geval? Het is bepaald vermakelijk, hoe de groote heeren