Pagina:Keulemans Onze vogels 1 (1869).djvu/107

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

laatste broeisel, worden, nadat zij reeds uitgevlogen zijn, nog ongeveer eene week door de ouden gevoerd.

Zij vliegen nog lang over dag met de ouden mede en tegen den avond komt de geheele troep bijeen en brengt, terwijl de jongen tusschen de ouden ingesloten zijn, gezellig den nacht door. Ik heb waargenomen, dat de ouden het eerst ontwaken, of althans het eerst de nachtelijke rustplaats verlaten, terwijl de jongen blijven zitten, totdat de ouden hun eenig voedsel hebben aangebragt. Zulk eene familie vertoeft tot September in de nabijheid van de broeiplaats, doch na dien tijd zwerft zij rond, om tegen den winter, hetzij wegtrekkende of blijvende, van elkander te scheiden.

Het vangen van de Meezen geschiedt op eene min of meer eigenaardige wijze, namelijk door middel van eene kooi, welke men om die reden „meezenknip" noemt. Men vangt ze echter het best met vogellijm, waarover wij bij onze beschrijving van den Steenuil breedvoerig zullen spreken.

De Meezen kunnen de gevangenschap zeer wel verdragen; evenwel worden zij in de kooi zelden oud. Het meest geschikte voedsel is hennepzaad, hetwelk echter slechts bij afwisseling met insecten-voeder mag toegediend worden. Deze vogels hebben, even als de Pimpel, Zwartkop- en kleine Koolmees, de gewoonte, het zaadje tusschen de pooten te nemen en er met de scherpe punt der bovenkaak een gat in te maken of het open te breken, waarna zij er den inhoud behendig uitpluizen. Men heeft deze eigenschap „kloppen" genoemd, omdat daarbij een sterk kloppend geluid ontstaat. Als het stokje, waarop de vogel klopt, hol en de kooi ligt is en tegen een houten wand hangt, klinkt dit geluid bijna even sterk, als wanneer er iemand aanklopte. Het is echter beter, het zaad te kneuzen, zonder het te veel te breken. Dit geldt vooral voor de kleinere Meezensoorten, die spoedig sterven, als men het hennepzaad niet voor hen gebroken heeft. Tot afwisseling zijn meelwormen, spinnen en mierenpoppen (zoogenaamde miereneijeren) een uitmuntend voedsel. Vele vogelliefhebbers zijn gewoon, de Meezen, in plaats van water, melk te geven, ter wille van de daarin voorkomende voedende bestanddeelen. Dit kan echter alleen dàn van invloed zijn, wanneer de melk versch is. Intusschen is zuiver water voldoende; ontdooide ijs of sneeuw echter is voor hen, even als voor alle andere kamervogels, schadelijk, omdat de vóór het bevriezen daarin aanwezige infusiediertjes dan gestorven zijn. Door het voortdurend gebruik van melk verliezen de Meezen hare kleur; het zwart wordt flets en de gele onder-