Pagina:Keulemans Onze vogels 1 (1869).djvu/137

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

HET BAARDMANNETJE.

PARUS BIARMICUS.


Baardmannetjes zijn vogels van een op zich zelf staanden vorm. Zij komen het meest met de Meezen overeen; waarom zij dan ook gewoonlijk als zoodanig worden aangemerkt. Zij verschillen echter van de eigenlijke Meezen (Parus) vooral door hun meer gebogen bek, hunne levenswijze en hun stemgeluid.

Door de latere ornithologen worden zij Calamophilus genoemd, ofschoon wij hen tegenwoordig behalve als Cal. biarmicus, ook als Panurus biarmicus, Mystacinus barbatus of Parus barbatus beschreven vinden. In het Nederlandsch noemt men ze ook Baardmeezen. „Baardmannetje" is afgeleid van hunne verlengde knevelveêren, zoodat zij eigenlijk „Knevelmannetje" moesten heeten. De gewone Fransche naam „Mésange à moustaches" is dan ook juister.

Deze vogeltjes bewonen Europa, doch zijn overal weinig menigvuldig en komen vooral in die landen, waar weinig water is, dus in bergachtige streken, zeer zeldzaam voor. Men vindt ze hoofdzakelijk langs den Donau; in Nederland in de omstreken van Rotterdam, langs de meeren (plassen) nabij Kralingen. Op het zoogenaamde Schollevaarseiland waren de Baardmannetjes vroeger zoo talrijk, dat er in de maanden April en Mei, en weder in Augustus, dagelijks wel veertig paar gevangen werden. In de laatste vijf jaren zijn zij, ten minste de groote massa, ten gevolge van aanhoudende vervolging en verstoring, van vogels en vogelnesten, verhuisd, en worden zij tegenwoordig hoewel schaars, in slechts enkele streken van Nederland aangetroffen. In Engeland vindt men ze langs de oevers van den Teems.

Het mannetje onderscheidt zich van het wijfje door zijne fraaijere kleuren. Het wijfje heeft een graauwen kop en geen zwarte knevels; hare kleuren trekken meer naar het graauwe en leveren minder verscheidenheid op; de onderdekveêren van