Pagina:Keulemans Onze vogels 1 (1869).djvu/217

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

ditzelfde het geval: de verandering geschiedt langzamerhand aan de vederen zelve, zoodat gedurende die verandering aan eene en dezelfde veder gelijktijdig de oude of winter- en de nieuwe of zomerkleur aanwezig zijn.

Als men echter den vogel in het voorjaar eenige vederen uitrukt, dan krijgt hij daarvoor zoodanige in de plaats, als waarmede hij 's zomers getooid is. Trekt men hem daarentegen in het najaar, of tegen den tijd dat de vogel ruit, eenige zomerveêren uit, dan komen er ook later daarvoor winterveêren te voorschijn.

Aangaande de kleuren van den Gelen Kwikstaart is nog iets bijzonders op te merken. In Engeland treft men namelijk deze vogels aan zonder blaauwgrijs aan den kop, maar met eene meer naar het bruine trekkende kleur. Niettegenstaande dit klimaatsverschil, worden in genoemd land voorwerpen gevonden, die aan de onzen gelijk zijn. Waarschijnlijk hebben dezen er eerst kort vertoefd of zijn zij er slechts op den trek gekomen, terwijl de variëteiten voorwerpen zijn, die er gebroeid hebben; de oorzaak dier kleurspeling schijnt dus aan een langdurig verblijf te moeten toegeschreven worden, en dergelijke verscheidenheden aan dat land eigen te zijn.

De levenswijze dezer vogels is nagenoeg dezelfde als die van de Grijze soort; ook in den zang komen zij volmaakt overeen.

Men kan ze ook op dezelfde wijze als de Grijze gevangen houden, ofschoon zij er zich niet zoo goed aan kunnen gewennen. Het best is, zich de jongen van het eerste broeisel te verschaffen, ze met de pen groot te brengen en vooral in ruime kooijen te houden.