Naar inhoud springen

Pagina:Keulemans Onze vogels 1 (1869).djvu/89

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

DE BOERENZWALUW.

HIRUNDO RUSTICA.


De Zwaluwen maken door hare eigenaardige vormen een zeer kennelijk geslacht uit. Het zijn de eigenlijke gevederde luchtbewoners, daar zij door hare lange, smalle vleugels en sterke vleugel- en borstspieren in staat zijn, uren achtereen te vliegen, en dan ook slechts nu en dan een poosje behoeven te zitten om uit te rusten.

De verschillende soorten van dit geslacht bieden onderling weinig onderscheid in vorm aan, en de kleuren der meeste zijn eenvoudig.

De Zwaluwen worden door de natuurkundigen onder de Roestvogels (Insessores) gerangschikt, tot welke uitgebreide orde alle vogelgeslachten behooren, die in boomen leven en op takken rusten, of wel op den grond loopen, kortom, alle vogels die niet tot de orde der Roof-, Klim- en Struisvogels, Duiven, Hoenders, Steltloopers en Zwemvogels behooren.

Het geslacht „Zwaluwen" is in alle werelddeelen vertegenwoordigd, en sommige soorten zijn rijk aan individuen. Alle Zwaluwensoorten voeden zich uitsluitend met insecten, die zij onder het vliegen vangen; zij drinken weinig, en de meesten hebben een zeer aangenamen zang.

In ons land komen drie soorten voor, van welke de zoogenaamde Boerenzwaluw de algemeenste en fraaiste is. Bij deze soort hebben beide seksen dezelfde kleuren, maar de mannetjes zijn iets zwaarder dan de wijfjes. De jongen hebben de kleuren der ouden, doch minder helder en niet zoo glanzig; de staart is bij hen slechts weinig vorkvormig, en de buitenpennen komen eerst langzamerhand, in drie maanden, tot volkomen lengte.

De paartijd der Boerenzwaluw duurt van half April tot Mei, als wanneer zij den nestbouw beginnen. Het nest wordt in betrekkelijk korten tijd (acht à veertien