Pagina:Keulemans Onze vogels 2 (1873).djvu/211

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

DE GROOTE GELE KWIKSTAART.

MOTACILLA SULPHUREA.


Deze vogel, dien men ook, overeenkomstig zijn wetenschappelijken soortnaam, Zwavelgelen Kwikstaart noemt, is hier te lande de minst algemeene der drie verschillende soorten. Hij bewoont Midden- en eenige streken van Noord-Europa en is in eenige Zuid-Europesche landen een standvogel. De meer Noordelijk broeijende voorwerpen trekken naar het Zuiden van Europa en naar Noord-Afrika; sommige echter blijven rondzwerven en worden dan 's winters hier te lande opgemerkt; men kan ze dan in de felste koude, tot vlak bij de tuinhuizen, langs de slooten zien loopen. De bewering, dat zij hier slechts toevallig zouden voorkomen, is onjuist; dat men ze weinig ziet, is mogelijk en zeer verklaarbaar ook: de meeste ornithologen toch zijn 's winters niet zeer geneigd, in de koude, kale natuur waarnemingen te doen. Den Grooten Gelen Kwikstaart kan men alle winters, en dikwijls ook 's zomers, te zien krijgen. Zijn meer eentoonig winterkleed veroorzaakt echter, dat men hem gemakkelijk over 't hoofd ziet of wel voor de Witte (of Gewone) soort houdt, ofschoon er tusschen beide soorten nog al aanmerkelijk verschil bestaat.

De Kwikstaarten dragen over 't algemeen in verschillende landen zeer uiteenloopende namen, en dit is ook wel eene der redenen, waarom men de soorten onderling verwart. De Franschen noemen ze Bergeronnettes en Lavandières; in de eene streek heeten de Gele Lavandières, in de andere weder Bergeronnettes; ditzelfde is met de Witte het geval. Hochequeues zijn Kwikstaarten in algemeenen zin. In eenige Fransche departementen wordt de Gewone soort Lavandière, de kleine Bergeronnette printanière, en de Groote Gele Bergeronnette jaune of alleen Bergeronnette genoemd. Brehm zegt, dat in Spanje de Gewone of Witte soort Lavadera (Waschvrouw) en de Groote Gele Pepita genoemd wordt. Op Madeira,