Naar inhoud springen

Pagina:Keulemans Onze vogels 2 (1873).djvu/381

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

DE DORKING-HAAN.

GALLUS DOMESTICUS.


Dorking-Hoenders zijn hoofdzakelijk te herkennen aan hunne wanstaltig ontwikkelde pooten; in plaats van één, hebben zij niet zelden drie achterteenen, welke bij de meeste voorwerpen meer op groote wratten of knobbels, dan wel op teenen gelijken; gewoonlijk is slechts één achterteen volkomen ontwikkeld, en zijn de overige onregelmatig en niet altijd van een nagel voorzien. Sommige Hanen hebben drie sporen, welke echter, even als de teenen, niet allen even sterk ontwikkeld zijn. De pooten zijn bijzonder zwaar en, in verhouding tot het ligchaam, tamelijk lang, en de voorteenen zijn ook dikwijls knobbel- of wratachtig. Voor 't overige merkt men bij dit ras, meer dan bij eenig ander, misvormde kuikens met drie pooten op.

Deze Hoenders zijn bijzonder sterk gebouwd en aan de schouders zeer breed, terwijl hun kop zeer zwaar en hun bek lang en krachtig is. De Haan heeft een brutaal, nijdig uiterlijk; hij staat, wat de grootte betreft, tusschen den Cochin en den Goudpels in, maar is in den regel dubbel zoo zwaar als de laatstgenoemde.

Tegenwoordig treft men van dit ras voorwerpen van zeer verschillende kleuren aan, zoo als: geheel zwarte; zwarte met witte rug- en nekveêren, en zwartbonte, die de veeren van het ligchaam zwart hebben, met eene witte punt aan iedere veêr, en den staart zwart en wit geschakeerd. De meest algemeene kleur is zwart, met witte nek-, rug- en schouderveêren, en iedere witte veder met eene zwarte schacht.

Vele hoenderliefhebbers meenen, dat de Dorkings oorspronkelijk wit waren; ofschoon dit wel mogelijk is, zijn toch geheel witte voorwerpen veel minder algemeen, dan wit- en zwartbonte. Overigens zal men bij Dorkings zelden meer kleuren, dan zwart en wit, aantreffen.