Pagina:Keulemans Onze vogels 2 (1873).djvu/87

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

DE ZWARTKOP-MEES.

PARUS PALUSTRIS.


De Zwartkop-Mees, ook Kleine Koolmees, Koolmeesje, Rietmees en in sommige streken van ons land zelfs „Korstje Kaas" genoemd, is, ofschoon zij in het najaar dikwijls in vrij groote menigte wordt gezien, toch veel minder talrijk, dan de Gewone en Pimpelmees.

Even als de beide genoemde soorten, is zij een zwerfvogel, die van Augustus tot Maart in troepjes, meestal in 't gezelschap van andere vogels, rondvliegt, terwijl zij overigens bijna dezelfde eigenschappen bezit, als de reeds beschreven Kuifmees. De Zwartkop wordt echter gewoonlijk in het lage hout gezien, en schijnt aan de slootkanten de voorkeur te geven. Aan de wortels van elzenboomen en over 't algemeen aan de onderste gedeelten van langs het water staand hout, ziet men dit vogeltje meer dan boven in de boomen. Men herkent het spoedig aan zijne sombere kleuren en zwarten bovenkop, alsmede aan zijn schor en melankoliek stemgeluid. De twee laatstbedoelde eigenaardigheden strooken echter volstrekt niet met zijne geaardheid; want het is een regt levendig, vrolijk diertje, onophoudelijk in beweging, terwijl het zich gedurig laat hooren en daarbij allerlei aardige, hangende en klimmende houdingen aanneemt. Het is zelfs nog vlugger dan de Pimpel: het ontsnapt alligt tusschen de traliën van vogelkooijen, en kruipt in een ommezien in en uit de gaten van holle boomen. Daarbij is het niet schuw, en in lang niet zoo twistziek en nijdig, als de Gewone en Pimpelmees.

Het verschil tusschen beide seksen bestaat bij de Zwartkop-Mees daarin, dat het mannetje het zwart onder aan de keel uitgebreider, den buik blanker, en het zwart aan den bovenkop glanziger heeft, terwijl hij steeds het wijfje in grootte overtreft. De jongen verschillen niet véél van de ouden, doch zeer jonge voorwerpen zijn te herkennen aan hunne meer bleeke, doorschijnende pooten.