Pagina:Keulemans Onze vogels 3 (1876).djvu/119

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

zijn; zoo, b.v., broeijen Kwartels en Patrijzen en Fazanten (waarvan alleen de wijfjes zitten) op den grond. De Draaihals echter, die reeds beschermende kleuren bezit, zoekt daarenboven nog eene schuilplaats in een hol, en, terwijl alleen het wijfje broeit, hebben beide seksen toch dezelfde kleuren, en wel een vederkleed gelijk dat van op den grond levende vogels, hoewel de Draaihals zich steeds in het geboomte beweegt, en alleen op den vlakken bodem komt om insecten, vooral mieren, te vangen; trouwens duiden zijne tot klimmen ingerigte pooten, even als de eigenschap om in holen te broeijen, genoegzaam aan, dat hij niet tot het leven op den grond bestemd is.

De Draaihals wordt over geheel gematigd Europa aangetroffen, doch is nergens algemeen, en schijnt in verschillende streken geheel te ontbreken. In Ierland, b.v., ziet men hem nooit. Gedurende den trektijd wordt hij ook in Noord-Afrika, vooral in Egypte, gezien. Men heeft hem ook uit Indië beschreven; doch, daar dit rijk door eene andere, zeer verwante soort wordt bezocht, is het nog niet uitgemaakt, of de van daar beschreven soort wel inderdaad de Europesche Draaihals, Yunx torquila, is. Er zijn slechts vijf of zes, onderling weinig verschillende, soorten van dit geslacht bekend, en deze zijn uitsluitend in Europa, Azië en Afrika waargenomen.

Onze Draaihals bezoekt bij voorkeur hooge, langs straatwegen en kanalen staande boomen, liefst in de nabijheid van boerderijen en buitenplaatsen; zelden komt hij te midden van het woud of in moerasachtige streken voor. Eenige jaren geleden zag ik herhaalde malen zulk een vogel nabij Voorschoten, langs den straatweg naar Leiden. Daar het zomer was, wilde ik hem niet schieten. Daarbij trof mij de bijzonderheid, dat ik hem op den duur alleen in de aan de zuidzijde van den weg staande boomen te zien kreeg. Nu en dan vernam ik ook zijn geluid, dat het best met de syllaben „wig-wik" kan teruggegeven worden. Brehm zegt, dat gedurende den paartijd van dezen vogel het mannetje de eerste syllabe, het wijfje de tweede voortbrengt, en wel zoo regelmatig, dat het schijnt alsof slechts één vogel de beide syllaben achtereen uit.

Uit talrijke waarnemingen is gebleken, dat het wijfje van den Draaihals niet slechts eene zeer trouwe broeister is, maar ook (misschien wel in vol vertrouwen op hare beschermende kleuren en op hare in eene holte verborgen broeiplaats) niet spoedig haar nest verlaat, en zich aanstelt alsof haar geen leed genaken kan. In een Engelsch wetenschappelijk werk, het Magazine of Natural History, is