Pagina:Keulemans Onze vogels 3 (1876).djvu/151

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

DE KLEINE KAREKIET.

CALAMODYTA PHRAGMITIS.


De Kleine Karekiet, een in Midden-Europa algemeene Rietzanger, onderscheidt zich van de andere tot dezelfde orde behoorende vogels door zijn duidelijk en helder geteekend gevederte. De lichte streep boven het oog, het zachte wit der keel en de over den geheelen rug licht gerande'veêren maken hem dan ook tot den fraaiste onder de leden zijner zoo eenvoudig gekleede familie. Zijne levenswijze komt in vele opzigten met die van den Grooten Karekiet overeen, en het verschil tusschen beiden bestaat alleen in grootte en kleur. Hij bewoont dezelfde streken, bouwt een kleiner, doch gelijkvormig nest, in dezelfde localiteiten, namelijk, in of langs het riet der moerassen; legt vuil groenachtig witte, donker gevlekte eijeren, en zingt een even eentoonig, doch ook even vrolijk liedje.

De Kleine Karekiet was voorheen in de provincie Zuid-Holland ruim vertegenwoordigd; thans is hij in ons land schaarsch. Hij is in het meer of het moeras, wat de Mees of Roodborst in den tuin, de Spreeuw op de boerderij en de Wielewaal in het bosch is: de hoofdzanger onder het gevogelte. Men hoort hem van het begin van Mei tot het einde van Augustus. In sommige streken—even als voorheen ook hier te lande—zijn de rietbedden langs de meren dikwijls zoo druk door broeijende paren dezer soort bezocht, dat men op elke 25 à 30 voet oppervlakte een nest ziet of de ouden hoort. In den ochtendstond maken zij gezamenlijk een vreeselijk geratel en gesnater, waarbij zij meestal door kwakende kikvorschen en luidruchtige Spreeuwenbenden geaccompagneerd worden. Hoe dikwijls en met hoe veel genoegen heb ik daarnaar geluisterd! en hoe gaarne zou ik het nog eens hooren, dat levendige, rustelooze vogelenkoor, met hun onbezorgd getier, met hun altijd vrolijk gesnap. De meren verdwijnen langzamerhand van den aardbol, en met hen de vogelen; de rivieren