Naar inhoud springen

Pagina:Keulemans Onze vogels 3 (1876).djvu/157

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

DE OEVERZANGER

CALAMOHERPE PALUSTRIS.


De Oeverzanger, door sommigen ook Bosch-Rietzanger genoemd, is bij ons een zeer algemeene vogel, die zich, van het begin van Mei tot het einde van Augustus, in het lage hout, langs de rivieren en meren, hooren laat. Behalve in onze waterrijke provinciën Noord- en Zuid-Holland, Zeeland en Utrecht, vinden wij hem slechts hier en daar vertegenwoordigd; in drooge, onbebouwde streken, zooals die vooral in Drenthe voorkomen, alsmede in een groot gedeelte van Noord-Braband, is hij eene groote zeldzaamheid, en wordt hij in heide- en zandvlakten door den verwanten Heidezanger (C locustella) vervangen.

Het is zeer moeijelijk, deze soort van den naauw verwanten Rietzanger (C. arrundinacea) te onderscheiden; er bestaat dan ook werkelijk geen standvastig verschil in kleur tusschen beide soorten, zoodat het, zonder een gezet onderzoek, bijna niet mogelijk is, de twee soorten uit elkander te houden. Gewoonlijk echter heeft de Oeverzanger eene meer geelbruine, de Rietzanger eene meer rosse tint; doch ook de individuen van elk der beide soorten verschillen weder onderling in kleur van gevederte, en beiden jongen zijn zoo geheel gelijk, dat men slechts door de uiterste verscheidenheden van beide soorten de identiteit bepalen kan. De kleur der pooten van den Rietzanger is ook meestal donkerder, die van den Oeverzanger daarentegen gewoonlijk doorschijnend hoornbruin; doch ook dit verschil doet zich slechts bij de ouden na den broeitijd voor: want buiten dien tijd verschillen ook dezen individueel zoodanig, dat dit verschil evenmin als een zeker herkenningsteeken dienen kan. Bij naauwkeurige vergelijking blijkt intusschen, dat de hier afgebeelde soort in den regel wat zwaarder van snavel, over het geheel iets grooter en op de bovendeelen een weinig lichter is. Het voornaamste kenmerkend verschil tusschen deze beide vogelsoorten ligt echter in hare levens-