De Koperwiek is schuw, wild en schrikachtig, en wordt zelden een goede kooizanger. Ik heb er dan ook nimmer een in gevangenschap hooren zingen, hetgeen wel dááraan zal zijn toe te schrijven, dat bijna niemand haar levend wenscht te houden. In Rusland, waar men de jongen opkweekt, en waar dien ten gevolge deze soort veel in kooijen wordt gezien, prijst men haar als zangvogel even hoog, als wij onze Zanglijster.
De tegelijk met andere trekkende Lijsters in strikken gevangen Koperwieken worden hier te lande, even als de Kramsvogels, gegeten; haar vleesch is echter bitter en droog, en als voedsel van weinig nut; men eet ze ook trouwens meestal slechts uit smulzucht, en maakt dan zich zelven diets, dat men er een uitstekend lekkerbeetje aan heeft.