Pagina:Keulemans Onze vogels 3 (1876).djvu/203

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

schuilhoeken te voorschijn, en schreeuwen en tieren zoolang totdat het door hen aangerande dier of voorwerp de vlugt neemt of verwijderd wordt. Een staaltje hiervan verhaalt een vogelverzamelaar uit Jamaïca. Op zekeren avond had hij toevallig zijn stroohoed op eene heg langs de plantage laten liggen; den daarop volgenden ochtend was het geheele terrein rondom zijn huis door Troepialen in beslag genomen; zij vlogen rondom den hoed, bleven er boven fladderen, en maakten zulk een getier, dat de geheele zwarte bewoning der plantage kwam toeloopen, om te zien wat er gaande was. Bij nader onderzoek bleek nu, dat een der vogels toevallig eenige zijner staartveêren in eene scheur van den hoed, ('t was een oude) tusschen het stroovlechtsel had laten steken, hetgeen bewees, dat de nieuwsgierige bezoekers het verdachte voorwerp reeds van zeer nabij onderzocht hadden. Toen de hoed weer op het hoofd zijns eigenaars geplaatst werd, schenen de vogels zich te herinneren, dat zij zoo iets wel eens meer hadden gezien, en er eigenlijk niets bijzonders aan was; althans binnen eenige minuten was de geheele vlugt verdwenen.

Men brengt deze vogels dikwijls levend naar Europa, en men ziet ze dan ook geregeld in de groote steden van Portugal en Engeland. Zelden echter ziet men de wijfjes in gevangen staat. De gemiddelde prijs is ƒ 20 voor het mannetje van alle bekende soorten. Eenige maanden geleden kocht ik er een voor een bagatel, maar het dier verkeerde ook in zoo erbarmelijken toestand, dat de verkooper bij slot van rekening nog goede zaken had gedaan. Het arme dier was nagenoeg geheel kaal geruid en bibberde van koû, ofschoon het nog zomer was; zijne oogen stonden echter goed, en daarom verwachtte ik eene spoedige beterschap. Langzaam aan kwamen kan ook de'veêren weêr te voorschijn; de vogel werd mak en begon te fluiten, at vreeselijk veel gedurende de eerste twee weken, maar was na ongeveer twee maanden zoo goed als iedere andere kooivogel. Ik voêrde hem met kruimels brood en gehakt ei, gekookte krenten of rozijnen, kersen, peren en allerlei beziën; brood met vruchtengelei of een stukje gekookte aardappel at hij gaarne; ook meelwormen en miereneijeren kreeg hij nu en dan onder zijn ander voedsel; de eerste pikte hij meestal uit de hand, of hij speelde er meê door ze in zijn drinkwater te doen verdrinken. Daar de vogel echter weder aanleg tot kaalworden vertoonde, plaatste ik hem in de zonnewarmte in eene ruime volière, groot genoeg om er in te kunnen vliegen (hetgeen steeds het ruijen en aangroeijen der'veêren bevordert); doch ongelukkig was die kooi