DE INDIGO-VINK.
FRINGILLA CYANEA.
Deze sierlijke vogel werd vroeger, wegens zijne helderblaauwe kleur, als eene tot de familie der Tanagra's behoorende soort beschouwd, te meer daar hij in nagenoeg dezelfde localiteiten als deze voorkomt. Latere ornithologen echter hebben, nadat de in de Amerikaansche ornithologie beroemde Wilson hem reeds tot een Vink verheven had, den Indigo-Vogel van de zoo fraai gekleurde Tanagra's afgezonderd; men had namelijk, ofschoon er weinig uiterlijk verschil in vorm tusschen beide typen bestaat, toch ontdekt, dat bij al de Tanagra-soorten de maag ontbreekt, en dat zij de vruchten, waarmede zij zich voeden, reeds in den slokdarm verteren.
Wilson vermeldt, dat de Indigo-Vogel omstreeks de tweede week van Mei in Pennsylvanië verschijnt, vanwaar hij in het midden van September weder vertrekt, en dat hij in Zuid- en Noord-Carolina en Georgia zeer menigvuldig voorkomt en tot zeer nabij de steden, zelfs in de tuinen van New-York, wordt gezien. Hij trekt zuidwaarts tot Mexico, waar men gedurende het koude seizoen in de heesters der vlakten en plantages dikwijls geheele vlugten dezer vogels opmerkt.
Voorts maakt Wilson de opmerking, dat, ofschoon deze vogel een algemeene en zeer fraaije zanger is, en gemakkelijk in kooijen kan gehouden worden, men hem toch zeer zelden in gevangen staat aantreft. Dit moge in Wilson 's tijd het geval zijn geweest, thans echter is het anders; men vangt ze nu in de Vereenigde Staten met netten en knipkooijen, en de prijs, dien men er in Europa voor betaalt (4 à 5 gulden), bewijst genoeg, dat zij talrijk genoeg ter markt worden aangebragt.
Het mannetje in zijn volkomen gevederte is helder kobaltblaauw, met lichteren of, naarmate er het licht op valt, groenblaauwen weêrschijn. Indigoblaauw