Naar inhoud springen

Pagina:Keulemans Onze vogels 3 (1876).djvu/275

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

HET ZILVERFAZANTJE.

MUNIA MALABARICA.


Er komen onder de bij ons ingevoerde Grasvinken drieërlei vogels voor, welke allen onder denzelfden naam (Zilverbekje of Zilverfazantje) worden aangeduid, en niettemin zeer verschillende soorten zijn, waarvan er twee in Indië, en een in Afrika te huis behooren.

De eerste dezer drie soorten, het hier afgebeelde Zilverfazantje, is de meest algemeen bekende, en duidelijk herkenbaar aan de zilverwitte stuitveêren. Het bewoont geheel Indië en Ceylon, waar het bij vlugten de vlakten bezoekt; het broeit er ook gezellig, bouwt zijn van gras vervaardigd nest in de onderste takken van heesters, en legt een tiental kleine, witte eijeren. Volgens Jerdow, is het zeer algemeen in Sindh en Punjaub, en wordt in Indië Piddari Sar-munia en in Bengalen Jinuwaiji genoemd.

De tweede Indische soort, Munia acuticauda, is thans minder algemeen dan de eerstgenoemde, daar de aanvoer dezer vogeltjes sedert eenige jaren zeer is verminderd. Zij heeft borst en keel zwart, met breede witte schachtliniën, bek zilvergrijs, staart lang en spits. Zij broeit ook in gevangenschap, en de jongen nemen niet zelden allerlei lichtere en onregelmatig gevlekte kleuren aan.

De derde soort, meer algemeen onder den naam Zilverbek bekend, bewoont Afrika. Zij heeft veel van de hier afgebeelde soort, doch is op den kop, den nek en de zijden donker gevlekt. De jongen dezer soort hebben, oppervlakkig beschouwd, zeer veel overeenkomst met zeer jonge Kneutjes, doch zijn veel kleiner en blanker. Deze soort is, meer dan de twee vorige, een zanger, en wordt daarom Munia of Amadina cantans genoemd. Even als Munia acuticauda, is zij tegenwoordig zeer zeldzaam; hoogstwaarschijnlijk is zij (en dit kan ook van de meeste overige graauwgekleurde uitheemsche zangers worden gezegd) door fraaijer gekleurde