Naar inhoud springen

Pagina:Keulemans Onze vogels 3 (1876).djvu/335

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

DE ZWAKTNEK-ZWAAN.

CYGNUS NIGRICOLLIS.


De Zwartnek-Zwaan is eerst in het begin dezer eeuw in Europa aangebragt, en nog heden een zeldzame, hooggeprezen vogel. In tammen staat wordt zij echter slechts hier en daar aangetroffen; de meeste diergaarden bezitten een paar, en slechts enkele meer dan twee of drie paren, terwijl de vogelliefhebbers over het algemeen, althans naar het schijnt, liever hun geld aan Fazanten besteden, dan aan zulke kostbare Zwanen, zoodat er onder hen maar weinigen zijn, die er Zwartnek-Zwanen op nahouden of laten voorttelen. Doch niet alleen door den hoogen prijs, dien men voor deze vogels vraagt, worden vele vogelliefhebbers van den aankoop teruggehouden, maar ook door de onkosten voor het aanleggen van vijvers, die tot het kweeken van zulke vogels noodzakelijk zijn; want, even als de meeste overige groote watervogels, hebben de Zwartnek-Zwanen eene stille ruimte, veel water en een digtbegroeiden oever noodig; anders broeijen zij niet.

Het vaderland dezer fraaije vogels is het Zuiden van Zuid-Amerika, hoofdzakelijk Chili, waar zij zich in het digte groen langs de oevers der rivieren en in kleine, afgelegen vertakkingen dier stroomen ophouden.

Er bestaat bij dezen vogel geen uiterlijk verschil in het vederkleed van beide seksen; gedurende den broeitijd echter is bij het mannetje de verhevenheid of washuid van den bovensnavel meer ontwikkeld; na dien tijd zijn de seksen alleen aan het zeer geringe verschil in grootte te herkennen, daar het wijfje steeds iets kleiner is. De pasgeboren jongen zijn grijsachtig wit, met zwarte bekjes en grijze pootjes; na eenige weken komen de zwarte nekveêren bij hen te voorschijn, welke in den beginne echter slechts hier en daar zigtbaar zijn en eerst langzamerhand den geheelen nek bekleeden; binnen drie à vijf maanden krijgen zij hun volkomen gevederte, en reeds in het tweede levensjaar, namelijk op