Pagina:Keulemans Onze vogels 3 (1876).djvu/349

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

DE PIJLSTAART-EEND.

ANAS ACUTA.


Men beschouwt tegenwoordig de Pijlstaart-Eenden als eene afzonderlijke groep of ondergeslacht (Dafila), met het oog op de verlengde staartpennen, waardoor men op 't eerste gezigt haar van alle overige bij ons levende Eenden kan onderscheiden. In het Fransch heet deze soort Pilet; in het Portugeesch Rabo de jonco; in het Spaansch Pato caveto; in het Italiaansch Campigiana; in het Duitsch Spitzente; in het Zweedsch Stjertand, en in het Russisch Schilochwost.

Bijgaande afbeelding stelt het mannetje in zijn prachtkleed voor, waarin hij zich van het wijfje onderscheidt door zijne duidelijk witte nekstreep en donkerbruinen voornek. Na den broeitijd zijn deze kenteekenen minder duidelijk, en is de nek en de geheele kop onregelmatig licht gezoomd en het geheele overige vederkleed doffer en graauwer. Het wijfje is, even als de meeste wijfjes-Eenden, over het geheele ligchaam gevlekt, doch gemakkelijk te herkennen aan haar langen, dunnen nek en puntigen staart, welke echter, ofschoon hij nimmer zoo lang wordt als die van het mannetje, toch veel spitser is, dan die van eenige andere Europesche Eendensoort. De jongen zijn in hun donskleed allerliefste diertjes, wier kleurteekening wel is waar met die der meeste jonge Eenden overeenkomt, doch die, even als hunne ouders, reeds veel slanker en bijzonder klein, maar vlug en dartel zijn. De bovenkop is donkerbruin, even als de oogstreep, de achternek, de rug, stuit en staart; de wangen zijn bruinachtig wit; de keel, de geheele onderdeelen en eene zeer in 't oog vallende streep langs den rug, namelijk van langs den vleugel tot aan den staart, zijn wit.

Men treft de Pijlstaart-Eend in geheel Europa aan, zoowel in het hooge Noorden als in de zuidelijke landen. In Azië komt zij tot Ceylon; voorts in Noord-Afrika en, zeer opmerkenswaardig, ook in Noord-Amerika tot aan Panama; ook