minder algemeen, zij zouden boven vele uitheemsche soorten geschat worden. Zij broeijen in onze vijvers echter niet zoo gereedelijk en verlangen, behalve stroomend water, een stil en rustig oord, geen gezelschap van andere tamme Eenden, en nog minder van grootere watervogels. Indien men, als de Eend eijeren legt, ze terstond verwijdert, om ze door eene andere tamme Eend of Kloek te laten uitbroeijen, zal men spoediger jongen verkrijgen, dan wanneer men ze aan de zorgen van het ouderpaar overlaat; want de Waard neemt al heel weinig notitie van zijne wederhelft, zoodra zij zich met familiezaken bemoeijen moet, en de Eend laat zich zoo ongaarne met andere gevederde of ongevederde bezoekers in, dat zij bij de minste verontrusting gewoonlijk hare eijeren verlaat. In groote vijvers, waarin veel kroos groeit, behoeft men ze des zomers slechts met wat graan, brood of groen te voeren, 's Winters daarentegen behoeven zij, even als alle tamme watervogels, degelijk voeder; doch de koude, hoe streng ook, schijnt haar volstrekt niet onbehagelijk.
Als wildbraad zijn deze vogels mede bijzonder smakelijk, doch zelden vet. Op onze wildmarkten ziet men ze herhaaldelijk, doch nooit zeer algemeen; want Pijlstaarten zijn, daargelaten nog hare geringe menigvuldigheid, moeijelijker te verkrijgen dan andere Eenden; en broodjagers vermoeijen zich liever niet, zoolang zij ander wild voor de hand kunnen wegschieten. Dr. von Radde vermeldt, dat de Chinezen ze met stukjes ijzer schieten, en dat hij in Kalassatajefsk eens een kozak ontmoette, die vischhaakjes met stukjes schapenlever aan takjes boven het water hing, en op die wijze reeds verscheidene dezer Eenden gevangen had.