Pagina:Keulemans Onze vogels 3 (1876).djvu/65

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

DE BONTE KLAAUWIER.

LANIUS RUFUS.


Deze fraai gekleurde vogel bewoont gematigd en Oost-Europa, is echter meer algemeen in het zuidelijk gedeelte van dit werelddeel, doch komt het menigvuldigst in Spanje en in Noord-Afrika, tot het Oosten van Algerië, voor. Hier te lande vindt men hem vooral in de houtrijke en grensprovinciën, doch zeer zelden in moerassige streken. Men noemt hem ook Roodkop-Klaauwier, naar het Duitsch: Rothköpfige Wurger. De Franschen kennen hem als Pie grièche rousse; de Engelschen als Woodchat; de Italianen als Avesla capirossa; de Spanjaarden als Picanjo en de Portugezen als Picanho of Pecanza. In de wetenschap vindt men hem onder de namen Enneoctonus rufus, Enn. rulitani, Lanius ruficeps, L. rutilus, L. badius en L. pomeranus beschreven.

Het mannetje draagt een zeer verschillend gekleurd vederkleed, dat, naar gelang van leeftijd of klimaat, soms zeer duidelijk bont en helder geteekend is. De in gematigd Europa voorkomende individuen zijn echter steeds fletser dan die uit het Zuiden. Het wijfje verschilt van het mannetje door hare fletse kleuren, welke, ofschoon zij aan die van het mannetje herinneren, toch zeer eenvoudig en meer onduidelijk bepaald zijn. De jongen hebben veel overeenkomst met die van den Slagtervogel (Lanius colhirio); zij zijn namelijk geheel licht kaneelkleurig met overdwarse banden en golflijnen; de schouderveêren hebben zij lichter en met breedere banden; de vleugelveêren donkergraauw met lichte rosse zoomen; de onderdeelen zijn blanker, en de keel is wit; door dit laatste vooral onderscheiden zij zich van de jonge Slagtervogels.

Deze Klaauwieren zijn trekvogels; zij komen ons in het midden van April tot het begin van October bezoeken, en wel in het voorjaar gepaard of alleen, in den herfst daarentegen bij troepjes, bestaande uit de ouden met hunne jongen.