Pagina:Koninklijke Courant vol 1807 no 173.djvu/3

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

PUBLIEKE FONDSEN.

 Door den Senaat en Burgerij der Stad Hamburg is beſloten, een Millioen Mark-Bankgeld, bij middel van eene Negotiatie in Lijfrenten te heffen, ten einde daar door de kosten te voldoen, welke de tegenswoordige tijdsomſtandigheden onvermijdelijk noodzakelijk gemaakt hebben; zijnde, ter verzekering van de Interesſen op dit Kapitaal, beſloten, de Regten op de Wijnen, van een tot twee Mark per Ton, te verhoogen.

 Den 13den Julij waren, op de Beurs van Parys, de prijzen der publieke Fondſen als volgt: 5 pCt. Geconſol. jouisſ. van 22 Maart 1807, 780 fr. 10 c. Idem, jouisſ. van 22 Sept. 1807, 0 fr. 0 c. Aktiën van de Bank, jouisſ. van 1 Julij, 1343 fr. 50 c.

 De Beursprijs van diverſe Effecten was op Donderdag den 16 Julij, te Amſterdam, ais volgt:

Bataafſche Rescriptiën, losbaar na Dito Loterij 1802 pCt. 39½ à 40
 den Vreede 4 pCt. 59 à 59½ Rec. Vrijw. 1804 75¼ à 76¼
Geforceerd 1796 38 à 38½ 20 Jar. Rent 1804 5 44 à 44¼
Vrijw. Neg. 1797 5 70 à 70½ Negociatie 1807 6 98 à 98¼
Schuldbrieven 39¼ à 39½ Geld. Schav. 4 54½ à 55½
Idem 3 44½ à 44¾ Brab. dito
Losrenten 1798/9 50¾ à 51 Tiers Conſolidé 5 71¼ à 71½
Dito 1801 50¾ à 51 Certificaten dito 5 71 à 71¼
Dito 1800 3 44½ à 44¾ Oblig. Rusland 5 71 à 71¼
Dito Domeinen 4 71¾ à 72 Dito Weenerbank 5 57½ à 58
Dito 1802 5 71½ à 72 Dito dito 4 51¼ à 52¼


WETENSCHAPPEN, LETTEREN en KUNSTEN.

Tegenwoordige ſtaat van Dalmatiën.

 Het, ſedert meer dan duizend jaren, in de geſchiedenis van Europa, half vergeten Dalmatiën, komt, door de gebeurtenisſen van onzen tijd, uit zijne oude duisternis weer te voorſchijn, en wekt de opmerkzaamheid van den aandachtigen beſchouwer op. Raguſa’s ſchrikkelijke dagen, en de ongenaakbare Rotſen van Cattaro, zijn tegenwoordig beduidende teekenen, in de Geſchiedenis van den voorbeeldloozen Oorlog. Dalmatiën, als eene Rusſiſche Provintie, zou altijd voor Italiën eene dreigende Vesting blijven, welke van de eene zijde het Rijk der Ottomannen in vrees kon houden, en van den anderen kant, in een’ Oorlog met Oostenryk, moge wezen, Frankryk zal nooit zijne Provintie Dalmatiën overgeven.

 Deze Landſtreek, bevattende 400 vierkante Mijlen, en (volgens eene telling van 1803, de Krijgsmagt daar onder gerekend,) 361,000 Inwoners, vormt eene gedeelte der westelijke Kusten, van het groote half-Eiland van Europisch Turkyën. Het is eene aan de Zee grenzende vlakte, regelloos van Bergen afgebroken, die eigenlijk geen Bergketen uitmaken. Hoe nader men aan de Zee komt, des te ſterker ſchijnt het Vaste Land te ſcheuren, en de enkelde ſtukken en blokken vormen eenen uitgebreiden Archipel, van talrijke, groote en kleine Eilanden.

 De voormalige Regering van Venetiën, niet meer zijnde, wat zij in vorige Eeuwen was, en klein in haar inwendig Beſtuur, zonder gelijken tred met het overig Europa in de beſchaving houdende, liet Dalmatiën geheel verwilderen, zich vergenoegende, eenige duizende Krijgslieden en Matrozen daar uit te kunnen ligten.

 Het volk, zonder eenige beſchaving, bijgeloovig, verwilderd, ongeöefend en gehecht aan oude gebruiken, leefde armoedig, ellendig, ruw, en maakte het zeldzaamſte kontrast met de prachtige levenswijze der Geestelijkheid.

 Met het volk verwilderde ook de grond. Overblijfſels en bouwvallen van heerlijke Tempels en Paleizen, eener werkzamer en rijker voorwereld, verkondigden den geroerden aanſchouwer, in de ontvolkte Steden, eenzame vlekken en verlatene Dorpen, wat Dalmatiën in vroegere dagen was.

 De modder eener beek maakte de aanzienlijke Zeehaven van Nona onbruikbaar; de groote en zekere Haven van Biograd is voor de ſcheepvaart bijna vreemd geworden; de Haven van Sebenico zou eene der veiligſte en ſchoonſte Havens van de Middelandſche Zee kunnen wezen; doch voor dat alles was niets gedaan.

 Steden, voorheen zeer aanzienlijk, zijn tegenwoordig ſlechts bewoonde Dorpen; groote Moerasſen, gelijk die om de Monden der Cettina, vergiftigen den dampkring met verpestende uitwaſemingen; de meeste Vestingen des Lands (voorheen was elke Stad bijna eene Vesting,) vertoonen ſlechts vervallene muren en ingezonkene werken.

 De Bergen beſtaan meest uit kairotſen, die hier en daar het fijnſte Marmer leveren. Nog herinnert men zich het ſchoone Traguriſche Marmer van het oude Romen, dat met de voortreffelijkſte Marmerſoo[r]ten van Italiën wedijverde, en waar van men niet meer weet, waar het gebroken werd. Over het geheel genomen, heeft het bergwerk in Dalmatiën bijna niet meer plaats; ſlechts weinige IJzergroeven worden nog aan den gang gehouden. Op verſcheidene plaatſen vindt men Koper-erts. Goud wordt nergens meer gegraven. En evenwel noemt Martialis Dalmatiën het Goudland, en met regt, zoo Plinius waarheid ſchreef, dat onder Nero’s Regering, in eenige dagen, eens vijftig ponden Gouds gevonden werden, en het niet diep onder den grond lag. Ook verhaalt Florus, dat de Veldheer Vibius, dien Augustus naar Dalmatiën zond, de overwonnene Inwoners in de Goudmijnen gebruikte.

 Granen en Ooſt groeijen welig in de Dalen van Dalmatiën; beter nog, dan op de Eilanden, komen de Wijngaarden en Olijfboomen, aan de kusten, voort. De nijverheid kan, door aanbouw, de edelste Gewasſen van Italiën en Griekenland, het Katoen, de Amandelen, Vijgen, Dadels, Korinten, en den Tabak van Macedoniën, tot inlandſche voortbrengſels maken; de Bosſchen, die aan den voet der Bergen zijn, (want boven is alles kaal,) zouden het beste timmerhout, zelfs voor Schepen, kunnen opleveren. De Vischvangst op ſommige Kraalvolle Kusten, rijk in ſmakelijke Visſchen, kon uitgebreider zijn, en de Mastik, die hier uit tallooze Boomen vloeit, zou een aanzienlijken tak van Handel kunnen uitmaken.

 Maar daartoe wordt ook eene wijze Regering verëiſcht, die, door eene zedelijke hervorming van het karakter des Volks, en met eene naauwkeurige kennis van de geſteldheid des Lands, alle mogelijke voordeelen van dezen grond trekken kan.

 Aan geestvermogens ontbreekt het den Dalmatiër niet. De Palmboomen, de Aloë en Broodboom, groeijen daar in ’t wild; en, worden de uitgebreide Moerasſen door goede Kanalen afgeleid en droog gemaakt, dan kan Dalmatiën het Paradijs dier ſtreken worden.

 Het zou waarlijk een gewin voor het menschdom wezen, en de ſchoonſte vrucht zijn van den ontzettenden Oorlog, die zoo veel bloed en tranen kostede, wanneer zulke verwaarloosde Landen, als Dalmatiën, onder Frankryks wijs beſtuur, uit den ſtaat van barbaarsheid getrokken, en overvloed met verlichting daar gevestigd werden.

Nieuwe uitvindingen in Denemarken:

 De Heer Direkteur Woltman, in Cuxhaven, medelid van de Deenſche Akademie der Wetenſchappen, heeft een nieuw Slakkenrad, tot het uitdroogen van moerasſige gronden, uitgevonden, welks teekening en beſchrijving, door hem, aan de gezegde Akademie, zijn medegedeeld.

 Door dat Kunstaanmoedigend Ligchaam is aan den Heer Spenderup, Distillateur te Koppenhagen, voor de uitvinding van twee Alkohol meters, eene Gouden Medailje uitgedeeld. Een dezer Meters is, naar den op de gewone wijze, en zonder waterzuigende middelen gedistilleerden Alkohol, ingerigt: de andere naar eenen meer watervrijën, volgens Richter’s manier, boven zout-zure Kalhäarde, gedistilleerden Alkohol. Proeven hebben getoond, dat de laatstgenoemde Alkohol vreemde deelen bevat, die voor zijne aanwending tot vernisſen ſchadelijk zijn.

 In eene der jongſte zittingen van de gemelde Akademie heeft de Heer Opper-Auditeur Seunin eene teekening en beſchrijving, van eenen door hem uitgevonden Anemo-meter, ingeleverd.

Aanwas van het Koninklijk Muſeum voor de Natuurkundige Wetenſchappen, te Koppenhagen.

 Het Koninklijk Muſeum voor de Natuurkundige Wetenſchappen te Koppenhagen heeft, in den vorigen jare, eenen onſchatbaren aanwas verkregen. Onder de aan hetzelve geſchonken ſtukken munten bijzonder uit: eene Verzameling van Bergſtoffen uit den Altaiſchen Bergketen; een dergelijk Kabinet, in het Zuidelijk deel van Ysland verzameld; een volledig prachtſtuk van Madripora muricata; elf voortreffelijk bewaarde Vogels van St. Domingo; drie-en-twintig Chineeſche en Oost-Indiſche Vogels; en twee zeer zeldzame verſcheidenheden van Cypræa arabica.

Verſteende Oesters.

 Voor eenigen tijd vond men, te midden in het zand, in een Turfmoeras, nabij Koppenhagen, eene Oesterbank. Zij zag ’er uit, als of zij versch uit de Zee getrokken ware; doch derzelve bewoners waren verſteend.

Noordſche Oudheden, te Koppenhagen bijeen verzameld.

 De Hoogleeraar Nyerup, Opziener van de Univerſiteits Bibliotheek te Koppenhagen, wiens kennis van Noordſche Oudheden alöm beroemd is, heeft, in een publiek Blad, alle vrienden van Wetenſchap uitgenoodigd, tot inzending van alle zoodanige Gedenkſtukken, waar van zij bezitters zouden mogen zijn, ten einde in het onlangs, ter gezegde Bibliotheek, aangelegde Kabinet, te worden geplaatst. Reeds pronkt dat Kabinet met eenige zeldzame Stukken, als, onder anderen: 4 groote Steenen met Runen, zijnde het overſchot van 13, die men, in het midden der zeventiende Eeuw, ten tijde van Fredrik den Derden, met eenige duizende Rijksdaalders kosten, uit het ganſche Land, te zamen had gebragt; een groot Slagzwaard, zijnde, met de greep, 4 ellen lang; verſcheidene gouden, ten deele zeer fraai bewerkte, Armbanden en Halsketens, die men diep in een Moeras vond, Staven, met allerhande geſneden figuren; Drinkhorens; oude Strijd-akſen; enz.

Vergrooting der Koninklijke Bibliotheek te Koppenhagen.

 De Bibliotheek van Hyelſtiern, de gewigtigſte van alle Deenſche Boekverzamelingen, is thans in de Koninklijke Bibliotheek, te Koppenhagen, ingelijfd. Haar voormalige bezitter, de Graaf Roſenkrone, heeft, uit vrees, dat deze onſchatbare, tot de Vaderlandſche Letterkunde uitſluitend behoorende, verzameling eens, door verdeeling, voor de Wetenſchappen zoo goed als verloren mogt gaan, Z. M. verzocht, dezelve, door hare plaatſing in de Koninklijke Bibliotheek, voor de nakomelingſchap ongeſchonden te bewaren. De Koning heeft den Graaf deswegen zijne hoogſte goedkeuring te kennen gegeven, en tevens bevolen, dat gemelde verzameling afzonderlijk zou geplaatst, en met den naam van den Gever, zoo wel als dien van den Stichter, zou verſierd worden. De Naamlijst dezer Boeken, en der tot die verzameling behoordende Munten, Schilderi[j]ën en Platen, bedraagt 3 gedrukte Deelen in Quarto.

Gemakkelijke wijze, om Boeken te drukken.

 De Heer Bramah, in Engeland, heeft eene nieuwe Uitvinding bekend gemaakt, waar door een ieder, wanneer hij ook weinig of niets van de Boekdrukkunst verſtaat, in ſtaat geſteld wordt, om elk Boek zelf te drukken. De Letters zijn deels geſtoken, deels gegoten, en de druk vertoont zich op het papier, als of alles in koper gegraveerd was. Hetzelfde Werktuig dient ook voor Katoendrukkers, en voor alles, waar het graveerijzer anders vereischt wordt. In het laatste geval verwt het Werktuig zich zelf, en maakt zich ook zelf weer ſchoon. De Uitvinder, een geacht Werktuigkundige, heeft nog geene teekening van zijn Werktuig bekend gemaakt; maar, volgens zijne beſchrijving, beſtaat het uit eene Rol, die horizontaal op eene ſchraag wordt vastgemaakt.

 Op de Rol zijn 26 metalen Ringen of Raderen, die wel digt tegen elkander ſluiten, maar toch zeer ligt bewogen worden. Wil men Letters drukken, dan hebben die Raderen kleine uitſtaande ſpitſen, op welke de Letters ſtaan, en op elken ring zijn alle de Letters van het ABC, Cijferletters en Leesteekenen, gegraveerd of gegoten. Men zet de Raderen of Ringen nu zoo, dat de Letters en Teekenen, die tot een’ regel behooren, onder langs komen; dan beſtrijkt men dezelven, en drukt die af. Vervolgens begint met zoo op nieuw.

HET THEATRE FRANÇAIS te DEN HAAG.

 DE KONINKLIJKE COMEDIE geeft vandaag, zaterdag 18 juli, EEN VEELGEVRAAGDE VOORSTELLING, de tweede Uitvoering van Monsieur BEAU-FILS, een nieuwe comedie in één akte en in proza, van de Heer Jouy; gevolgd door de eerste Voorstelling van TABLEAU DES SABINES, een Vaudeville van de heren Jouy, Longchap en Doei-la-Foi. De Voorstelling zal eindigen met de tweede Uitvoering van AVIS AU PUBLIC, een Opera in twee akten, van de Heren Désaugiers en Piccini.



MINISTERIE van FINANTIEN.

 De MINISTER van FINANTIEN van ZYNE MAJESTEIT den KONING van HOLLAND adverteert, bij deze, aan alle Belanghebbenden, dat, bij het Departement van Verwisſeling der Staatsſchulden, alhier in den Haag, op den gebruikelijken voet en wijze, en onder het formulier, bij Advertentie van den 22ſten Julij 1806 bekend gemaakt, zal worden gevaceerd tot de afgifte van twaalf nieuwe COUPONS:
 Van den 15den Meij aanſtaanden, tot en met den laatſten Junij daaraanvolgenden, bij den Commies J. Leembruggen, bij alle de NATIONALE SCHULDBRIEVEN rentende drie pCt., gedateerd van den 1ſten tot den laatſten der Maand Junij 1800, waar van de laatſte Coupons met den 1ſten Junij des voorledenen jaare 1806 zijn vervallen geweest.