Pagina:La Rochefoucauld - Œuvres, Hachette, t1, 1868.djvu/226

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

  • 144. Men houdt er niet van lof te uiten, en men looft nooit iemand zonder eigenbelang. Lof is een handige vleierij, verborgen en subtiel, die op een verschillende manier de gever en de ontvanger genoegen doet: de een ziet het als een erkenning van zijn verdiensten; de ander geeft het om zijn onpartijdigheid en oordeelsvermogen te demonstreren.
  • 145. We kiezen onze complimenten vaak in zulke venijnige bewoordingen dat ze, in wat we prijzen, gebreken tonen die we niet op een andere manier aan het licht durven brengen.
  • 146. Men prijst gewoonlijk slechts om geprezen te worden.