ervan denken, en laten we meer onze hoop stellen op ons temperament dan op deze zwakke redeneringen die ons willen laten geloven dat we de dood onverschillig tegemoet kunnen treden. De eer van met vastberadenheid sterven, de hoop betreurd te worden, het verlangen een goede reputatie na te laten, de zekerheid verlost te zijn van alle ellende in het leven en van de afhankelijkheid van de grillen van het lot, het zijn hulpmiddelen die men niet moet afwijzen; maar men moet ook niet geloven dat ze afdoende zijn. Ze hebben dezelfde functie, om ons gerust te stellen, als een simpele heg vaak in de oorlog degenen gerust moet stellen die naar een plek toe moeten die onder vijandelijk vuur ligt: als men er ver van verwijderd is stelt men zich voor dat ze bescherming kan vormen; maar als men er vlakbij is stelt men vast dat ze maar een geringe dekking biedt. Men stelt het zich te mooi voor als men meent dat de dood van dichtbij hetzelfde zal blijken als we van veraf dachten, en dat onze slechts uit zwakheid bestaande gevoelens voldoende gestaald zullen zijn om niet aangetast te worden door deze hevigste beproeving. Men kent ook de gevolgen van de eigenliefde slecht
Pagina:La Rochefoucauld - Œuvres, Hachette, t1, 1868.djvu/349
Uiterlijk