Naar inhoud springen

Pagina:Lagerlof, Niels Holgersson's Wonderbare Reis (1917).pdf/43

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

35

was. Hij kroop vlug in de trommel, en verstopte zich, zoo goed hij kon, onder anemonen en hoefblad.

Nauwelijks was hem dat gelukt, of de jonge man nam de botaniseertrommel op, hing ze om, en sloeg den deksel dicht.

De leeraar kwam nu terug en zei, dat hij toegang tot het slot had gekregen. Om te beginnen bracht hij hen niet verder dan de slotplaats. Daar bleef hij staan, en begon over het oude gebouw te spreken.

Hij herinnerde er hen aan, dat de eerste menschen, die in 't land kwamen, in krotten en holen in den grond, in tenten van dierenhuiden en rieten hutten hadden gewoond, en dat er veel tijd was voorbij gegaan, eer ze bedacht hadden een huis te timmeren van boomstammen. En daarna: hoe lang hadden ze niet moeten werken en zwoegen om zoover te komen, dat ze een slot konden bouwen met honderd kamers, zooals Vittskövle!

Ongeveer driehonderdvijftig jaar geleden bouwden de rijken en machtigen zich zulke kasteelen als dit, zeide hij. Men kon wel zien, dat Vittskövle gebouwd was in een tijd, dat oorlog en roovers het onveilig maakten in Skaane. Rond om het kasteel liep een gracht, en daarover lag vroeger een brug die kon worden opgehaald.

Boven het poortgewelf was nu nog een wachttoren; buiten langs de muren van het kasteel liepen wachtgangen, en in de hoeken stonden vaste torens met muren, die wel een meter dik waren.

De leeraar sprak lang en uitvoerig, en het ventje, dat in de botaniseertrommel zat opgesloten, werd braaf ongeduldig; maar hij moet toch heel stil gelegen hebben, want de eigenaar van de trommel merkte in het geheel niet, dat hij hem bij zich had.

Eindelijk ging dan het geheele gezelschap het kasteel binnen, maar als het ventje gehoopt had, gelegenheid te hebben uit de botaniseertrommel te ontsnappen, dan had hij het mis. Want de leerling hield hem bij zich, en hij moest meê door alle kamers.

't Werd een langdurige wandeling. De leeraar bleef elk oogenblik staan om iets te verklaren, of de jongelui wat te leeren.

In een kamer was een oude haard, en daar bleef hij voor staan om te vertellen van de verschillende stookplaatsen, die de menschen in den loop der tijden hadden gebruikt. De eerste stookplaats binnenshuis was een steenen plaat midden in de kamer geweest, met een opening voor den rook midden in het dak, die regen en wind binnen liet, de tweede was een groote gemetselde oven zonder schoorsteen geweest, en die had wel de kamer verwarmd maar die ook met rook en damp gevuld. Toen Vittskövle gebouwd werd, waren de menschen juist zoover gekomen, dat ze open haarden hadden, met een wijden schoorsteen voor den rook, maar die ook de meeste warmte meê de lucht in zond.

Als dat kleine ventje ooit heftig en ongeduldig was geweest,